De poësy van de geest en deugtryke juffrouw G. Gordon de Graeuw
(1710)–Geertruijd Gordon de Graeuw– Auteursrechtvrij
[pagina 84]
| |
Aan u als my, ons bey vergeten,
In d'eerste kindsheid vroeg geschiedt:
Maar soo men wilt in 't Geest'lijk spreeken,
En dan na d'eerste Waarheid vraagt;
Wat nu (al 't vleeslijk weg-gestreken)
Den naam van Eerst geregtlijk draagt?
Soo dient met aandagt ondersogt;
Of niet de Eerstheid is gelegen
In 't woord, dat swaarst my quam te wegen:
Wyl 't my tot Christus heeft gebrogt?
Welks hooftsom is, de zaal'ge boodschap;
Dat ik ben Jesus inge-ent,
Tot Gods Natuur en Geest genootschap
Is niet die waarheid 't Fondament,
'T begin en hoek-steen van 't gebouw,
Waar uyt en op, het werk moet rysen?
Eerst wyl ik haar niet kan bewysen,
Maar door 't Geloof waaragtig houw.
Geen redekaveling van vooren
Gelijk de wysgeer dat verstaat;
Ook hand, nog oog (alleen myn ooren
Tot luyst'ren) komen my te baat:
Na dien 't gelooven door 't gehoor,
Ontstaat van Gods Getuygenisse,Ga naar voetnoot*
Dat is een waarheid sonder missen:
Al staander rede en sinnen voor.
God wouw van deese kant beginnen;
Den Doop geeft dies verzegeling:
Dees waarheid sluyt veel waarheên binnen,
Niet nut als in haar omme-kring:
Want trek eens af die groote Post
Van 't geen in 't God'lijk waar moet heten;
(Schoon meest ontkent, of ligt vergeten)
Dat wy in Jesus syn verlost:
'T kan u van twyff'len niet bevryden;
Dat leerd alsints d'ervarentheid.
| |
[pagina 85]
| |
Blyf al beweeren en belyden
Gods wesen en dry-eenigheid:
Gy steltse in schyn, maar steltse niet;
Want sonder Geest, syn doode letters
Die waarheên, en uw wysheid Ketters:
Om datge vleeslijk 't stuk besiet.
Daar tegens (wie 't ook derf betwisten,
Die 't spoor der School geleertheid houwt)
Wie 't onbewyslijk waar, als Christen
Omhelst, en op die gronden bouwt,
Voor onderstelt Gods Wesentheid,
Dry-eenheid, Schepping en meer saaken,
Die buyten dat geen doel en raaken,
Maar klemmen, daar van af-geleid.
Wat dan? wie ons na d'eerste Waarheid
Komt vragen wort bescheyd gedaan;
Het woord des Heyls 't welk Jesus klaar seid,
Moet eerst in order by ons staan:
'T geen aan d'Apost'len was belast
Tot alle Volkeren te spreeken;
Van agtren goed en waar gebleeken,
Sy 't regt van Eerstheid toe-gepast.
|
|