Aandachtige opmerkingen by wyze van uytbreydinge over de Tien Geboden Gods
(1686)–Geertruijd Gordon de Graeuw– AuteursrechtvrijIk ben de Heere uwe God, die u uit Egiptenland, uit den Diensthuize, uitgeleid hebbe.Ik (sprak Hy) ben den HEER, uw' God, die uit Egipte,
U, uit dat Land en Huis des Diensts heeft uitgeleid;
Dierbare woorden! O dat nooit mijn geest ontslipte
De klem en kracht van dat nadrukkelijk bescheid!
Hy stelt sijn Eeuwigheid den geest der stervelingen
Dus voor; ik WAS en ZAL steeds WEZEN DIE IK BEN.
| |
[pagina 5]
| |
De Springbron daar zy al haar wezen uit ontfingen:
Zoo volgt, dat al 't Geschep dien Alderhoogste erken,
Als Heer, en zulken Heer waar voor het Aardrijk beven,
En al wat wezen heeft Hem moet ten dienste staan:
De blijken Sijner macht aan Israël gegeven
Die toonden hem dien plicht by ondervinding aan.
Maar dat Genadenwoord (uw' God) most sterker binden;
Een wissen zegel van het Goddelijk Verbond
Met Abraham gemaakt: wat woorden zal ik vinden
Dier heilstof waardig, door Gedachten, Penn' en Mond?
Ga naar voetnoot(a) Hier spreekt Gods eeuwig Woord, den ongeschapen Engel
Van 't Nieuw Verbond; en geeft, als Waarpand van Genâ,
Een Woord dat God en Mensch in Vrede t'zamen strengel:
Uw God zegt; Gy mijn Volk! mijn Ziele, sta dit gâ.
Ga naar voetnoot(b) God, die de Wereld in sijn Zoon met zich verzoende,
Noemt zich op dezen grond den God van Israël;
Tot die in 't Vlees, den knoop der Profeetci ontdoende,
Des Vaders wil op 't klaarst aan ons voor oogen stel:
Zoo klinkt al d'Eeuwen door de stem van dat Orakel;
Door Aardse goed'ren, daar den Vromen toegezegt,
Wierd Hemels goed verbeeld: zoo word door dezen schakel
Het Oud en Nieu Verbond gevoeg'lijk t'zaam gehecht.
Om dan de Weldaad der Verlossing te betrachten,
Waar van d'uitleiding uit Egipten 't voorbeeld was;
Beroept Hy rugwaarts tot dat diensthuis hun gedachten
Op dat daar yder zijn ellend en jammer las:
Verbeeld u al den last van Faroos Tichel-oven,
Het dienen in zoo bang en onderdrukken staat:
De macht der duisternis en Gods-vloek gaat te boven
Al dit, gelijk den Geest het lijf te boven gaat.
| |
[pagina 6]
| |
Doch God behaagden 't heel Egipten te beroeren
Door plagen, bittre wéén des swaren ongevals;
Om door een hooge hand 't Huis Jakobs uit te voeren,
En hief van onder 't juk den ingebogen hals:
Hy deed door 't Roode Meer hun droogsvoets heenen stappen,
De Zee, die weerzijds Gods verloste strekte een muur,
Verzwolg der haat'ren Heir met maar eens toe te happen:
Daags leid' hen eene Wolk, des nachts een lichtend' Vuur,
Om voort te trekken ter beloofder effenisse,
Van Kanaän, dat melk- en honig-vloejend Land:
Tree nader toe mijn Ziel ter zaaks-beteekenisse,
Daar Jezus Zielen rukt uit's helschen Faroos hand;
Sijn bloedig Lijden hen een heilzaam Bad doet strekken,
Doch dood'lijk voor de Dood en 's Afgronds schrik-gedrocht;
Ga naar voetnoot(a) Sijn teed're zorg is ons een Wolk in 't overdekken,
Sijn Geest een Licht, en Vuur, op deze levens-tocht
Door 's Werelds Woud-woestijn, na 't Rijk der Zaligheden,
Gods Kindren voor 't begin der Eeuwen toebereid:
Waar van 't Beloofde Land een schets was hier beneden,
Voor 't Volk dat doe noch wierd door strenger tucht geleid.
God had hen vry gemaakt op dat zy zijne Knechten
En Dienaars zouden zijn, Hy gaf hen zijn Verbond,
't Uitnemend voorrecht van de kennis zijner Rechten
Gebeurde hen, maar voort geen Volk op 't Aarden-rond.
Past dit u toe, mijn Ziel! om heilig Hem te leven,
Ziend' op den Leidsman die uw gangen opwaarts stuurt,
Die u zijn Woord en Wet ten richtdraad heeft gegeven,
| |
[pagina 7]
| |
Ga naar voetnoot(a)Zijn Wet die standzaam al 't geschapene verduurt:
Welx maalstroom eens in Zee der eeuwigheid moet ebben.
Dit blijft een vaste Rots, wat driftig is en vlot;
|
|