Aandachtige opmerkingen by wyze van uytbreydinge over de Tien Geboden Gods
(1686)–Geertruijd Gordon de Graeuw– Auteursrechtvrij
[pagina 1]
| |
Gedachten Over de tien geboden Gods.Inleyding.ONtledig u van minder Zaken;
Mijn Ziele! Zoo gy wilt genaken
Het Zielen-Heyligdom van Gods volmaakte Wet:
Vergader hier by een uw' innigste gedachten,
Om dit hoognodig stuk daadwillig te betrachten:
Een Zeden-spiegel, die God vreezen voorgezet.
Ga naar voetnoot(a) Die Grond-wet eert de Ziel van Adam ingeschreven;
Op dat hy in dien stand daar na zouw doen, en leven:
Maar met sijn Val, door Duyvels list
Zijn schier die Letters uytgewischt;
En of 'er noch in 't hert de grootste trekken bleven,
Die zijn door d'aangeboren smett',
En 't Zonde-plegen, met zoo dikken roest beZet,
Die niet kon worden afgewreven;
Had God, de Gever van dees Wet,
Dien by hernieuwing geen verheldering gegeven:
Ga naar voetnoot(b) Die Weldaat heeft Hy aan het Vok van Israel
| |
[pagina 2]
| |
Hoog-staat'lijk vol ontzag, op Sinaï bewezen;
Hy gaf door MoZes dienst van dezen Berg bevel,
Geboon en Wetten, om hem na die wijs te vreezen.
De Zede-wet, der Kerk-gebruyken des Gerichts,
Het Huys van Jakob voorgedragen;
Op dat sy moede van dien ballast des gewichts,
Onmachtig tot het doen haars plichts,
Benoodigt op de hulp van een Verlosser zagen:
In Schaduwbeelden hen vertoond, tot dat Hy quam
Ter rechter tijd in 't vlees, en nam
Op zich ('t geen niemand kon) de schrikkelijke vloeken
De Wets; en heeft die tot de minste stip voldaan;
Op dat sijn Volk voor God mogt staan, en ook bestaan:
Dus leert die Tucht-meestres den grooten Heyland zoeken,
Want 't Offerbloed, en Rook, en Reuk, die opwaarts klom,
Met al den ommeslag van Arons Priesterdom;
Was 't handschrift tegen ons: dog Jezus neergekomen,
Heeft deze lasten weg-genomen;
De vyantschap aan 't kruys gehecht:
Maar Gods oorspronkelijke recht,
Het Wezentlijke Deel des Wets, de Wet der Zeden,
Bevestigt: en des Levens pad,
Dat Adams Val gesloten had,
Geopent, om daar langs ter Zaligheid te treden:
Nochtans, hoe veilig deze baan
Mach wezen, niemand moet 'er meenen
Uit eigen kracht die in te slaan;
God is't, die ons het doen, als't willen, moet verleenen:
O Jezu! Heiland! ziet gy in ons zelfs ons aan,
| |
[pagina 3]
| |
Blind, doof, ja dood in 's levens Zaken;
Wilt ons doch levendig en ziend' en hoorend' maken:
En om de Wonderen t'aanschouwen uwer Wet,
Leyd gy my in dat Kabinet:
En doet my door uw Geest ontdekken:
Al wat mijn Ziel tot heyl kan strekken:
Ga naar voetnoot(a) Gy hebt aan uwe Kerk een Hemels zinnebeeld
Van dijn Volmaaktheid in dat Voorschrift toegedeelt;
Op dat wy daar na zouden leven:
Als vrygekochte door den dieren Prijs uws bloeds,
En U de Vrucht des Geestes geven,
Beproevend' al ons doen en laten aan dien Toets:
Om onze roeping en verkiezing vast te maken;
Tot dat gy 't Stukwerk tot volkomentheid doet raken.
Dees overdenking dan, waar in mijn Ziel haar licht
Van dijnen Geest verwacht, zy tot Uw' eer gericht!
|
|