More's lot nam een wending in 1532. Zijn respect voor het koningschap was zo groot geweest, dat hij Hendrik viii zo lang mogelijk ontzien had in diens steeds sterker wordend streven de Engelse Kerk naar zijn hand te zetten. Ook de regeling van de troonsopvolging van de zoon van Anna Boleyn, met wie de koning in 1533 na een onwettigverklaring van het eerste huwelijk door Thomas Cranmar, de aartsbisschop van Canterbury, in de echt verbonden was, zou More hebben willen respecteren. Maar doordat koning en parlement aanstuurden op steeds verdergaande, antipauselijke wetgeving, zulks op instigatie van Thomas Cromwell, zag More zich gedwongen zijn ambt neer te leggen. Het betekende voor hem verlies van het grootste deel van zijn vermogen en in het volgende anderhalf jaar een leven in afzondering. Toen men in 1534 van hem de eed eiste op de Act of Supremacy, waardoor de koning hoofd van een Engelse staatskerk werd, weigerde Sir Thomas, samen met onder meer de bisschop van Rochester, de humanist en theoloog John Fisher. Het gevolg was vijftien maanden gevangenschap in de Tower, een proces dat grotendeels gevoerd werd op grond van valse aanklachten, en uiteindelijk de terdoodveroordeling, waarvan zelfs een schitterende zelfverdediging hem niet kon redden. De beschuldiging was hoogverraad. Een collectie Brieven aan zijn dochter Margret More uit die maanden en het vrome Dialogue of Comfort against Tribulation verraden de stemming, vastberadenheid en het sterke geloof van de man. Op 6 juli 1535, enkele weken na John Fisher, werd Thomas onthoofd. Europese humanisten reageerden ontsteld, onder wie Erasmus, die hem in 1509 - met een toespeling op More's naam - zijn Enkoomion Moorias of Laus Stultitiae (Lof der zotheid) had opgedragen.
Van More's werken hoort het reeds genoemde Utopia (Nergensland) tot de wereldliteratuur. Sommigen deden dit werk, vol satirische kritiek op eigentijdse politieke en sociale toestanden, ten onrechte af als een grap zonder betekenis; anderen zagen er een vroege aanzet van communisme in. Van Duinkerken begint zijn bijna vergeten Verscheurde christenheid met een analyse van dit boek en noemt het met meer recht ‘een droom eener nieuwe wereld, eener menschwaardige maatschappij, gerezen in het hoofd van een heilige’. More ontwierp er de ideale samenleving in, gegrond op natuurrecht en een rationele religie.
Een neef van More, William Rastell, gaf in 1557 te Londen diens Engelse werken uit; en in 1656 verschenen de Latijnse geschriften te Leuven. Zijn schoonzoon William Roper, Margrets man, schreef in 1626, zich baserend op originele documenten, More's eerste biografie.
In 1886 volgde Thomas' zaligverklaring, en in 1935, samen met die van John Fisher, zijn heiligverklaring. Zijn feest is op de verjaardag van zijn dood. Alle afbeeldingen gaan terug op een geschilderd werk 1527 (met schriftrol en een keten waaraan de Tudorroos) en een getekend portret 1528 van Holbein de Jongere, die uit hetzelfde jaar ook een pentekening naliet van More te midden van zijn gezin. De tekening is een weergave (met notities bij de personages) van een verloren gegaan schilderij uit 1527. Rowland Lockey maakte er ca. 1600 een min of meer gelijkende kopie van. Ook Rubens schilderde een portret, een voorstudie voor een eveneens verloren gegaan schilderwerk. Een anonieme tekening in een Utopia-editie 1518 (Basel) toont hem in gesprek. Een aan Caron toegeschreven schilderij 1590 in het museum te Blois toont More's afscheid van Margret, en een houtsnede 1536 zijn dood. De More-biografie van Bremond in Les saints 1904 is nog altijd leesbaar.
Donner 1945; Farrow 1956; Morison 1963; Reynolds 1960; Routh 1934.