Johannes de Deo
(van God) werd in 1495 geboren in het dorp Montemór o Novo bij Evora in de Portugese provincie Alentejo. Als jongen van 8 jaar bij zijn ouders ontvoerd, werd hij als herder aangenomen bij een Spaanse landeigenaar te Oropesa. Daar werd hij, omdat men zijn ware naam niet kende, ‘de Dios’ (van God) genoemd. Toen hij 27 jaar was nam hij als soldaat dienst in het leger van Karel v, waarna hij meestreed in oorlogen tegen de Fransen en de Turken. Na enkele jaren als voorwerker in Afrika en als rondreizend boekhandelaar te Gibraltar en Granada geleefd te hebben werd hij in 1539 geraakt door een preek van zijn tijdgenoot, boeteprediker en latere leidsman, Johannes van Avila, de ‘apostel van Andalusië’, en gaf hij zijn rusteloos leven op. Hij stichtte te Granada een ziekenhuis, waar hij zich, bijgestaan door helpers, de rest van zijn leven in een ascetisch bestaan aan de verpleging wijdde. Daarnaast zette hij zich in voor armen en zwakken. De wijze waarop in zijn huis de zieken en geestelijk gestoorden behandeld werden was nieuw en voor zijn tijd zeer vooruitstrevend: psychologische aanpak, goede mentale begeleiding en psychosomatische behandeling. Pas jaren na Johannes' dood in 1550 noteerden zijn medewerkers hun leefregels, die in 1586 goedgekeurd werden voor de ‘orde van de barmhartige broeders van Johannes van God’.
Johannes de Deo, in 1690 gecanoniseerd, is de patroon van Granada, zieken, ziekenverplegers en boekhandelaren. Zijn relieken rusten in een zilveren urn in de basiliek San Juan de Dios te Granada. De feestdag is 8 maart. De Castro schreef te Granada in 1585 Historia de la vida y sanctas obras de Juan de Dios. Het werk had invloed op de iconografie onder meer door de pathetische verhalen die werden uitgebeeld: over het kind Jezus dat hem een leven van lijden voorspelde, over Johannes die zieken op zijn rug draagt (onder meer bij een brand in zijn ziekenhuis) en een doornenkroning door Jezus en Maria. Als attributen ziet men kruis, doornenkroon, granaatappel (Granada) of het Jezuskind (op de arm) of bedelaars en zieken aan zijn voeten. Johannes' kleed is een eenvoudige pij.
Geschilderde portretten ca. 1620 van De Raxis in het Hospital te Madrid en in de San Juan de Dios te Granada gaan terug op een verder onbekend ‘vera effigies’ (origieel portret) en tonen een mager gezicht met diepliggende donkere ogen onder scherpe wenkbrauwen en een hoog voorhoofd, kleine afhangende snorbaard en dun glad haar. Met