Van Afra tot de Zevenslapers. Heiligen in religie en kunsten
(1992)–Louis Goosen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 85]
| |
maagdelijk leven waarvoor zij door engelen werden beloond met bloemen uit het paradijs. De broers werden gevangen genomen en onthoofd nadat ze een hoge officier Maximus bekeerd hadden, die ook doodgeslagen werd. Caecilia weigerde aan de afgoden te offeren. Daarom probeerde men haar in het bad van haar huis te verdrinken. Uiteindelijk trof men haar met drie houwen van het zwaard. In de drie dagen dat zij daarna nog leefde, schonk zij haar huis aan de kerk.
Dit romantische verhaal, een legendarische Passio, eigenlijk een aanprijzing van de ascetische maagdelijkheid, is verzonnen en komt voor het eerst voor bij de Afrikaanse bisschop Victor van Vita (tweede helft 9e eeuw). Mogelijk is de laatste passus de historische kern: een vrouw als stichter van een kerk. Haar patronage van de kerkmuziek, muzikanten en kerkkoren dankt Caecilia aan een misverstand. In de 8e eeuw nam men in de liturgie rond haar feest op 22 november de tekst op: ‘cantantibus organis Caecilia virgo soli domino decantabat’ (terwijl er - tijdens het huwelijksfeest - muziek weerklank, bezong de maagd Caecilia slechts haar Heer). Later werd dit vertaald en verstaan als: terwijl zij het orgel bespeelde bezong Caecilia de Heer. Muziekinstrumenten zijn daarom haar attributen; ook wel een zwaard (reliquiarium ca. 1400 in de Sankt Kunibert te Keulen) of in veel variaties een bloemenkrans (altaarstuk 1640 van Rafaël). Een mystificatie ligt ook al ten grondslag aan beelden zoals dat van Maderna 1599 in de Santa Cecilia in Trastevere te Rome. In dat jaar werd daar een sarcofaag geopend. Eerder elkaar tegensprekende geruchten dan betrouwbare verslagen melden dat men een ongeschonden lichaam aantrof: drie vingers van de rechterhand en een van de linker uitgestoken, teken van een onbeholpen ‘theologie’ van de Drieëenheid. Bij de vele voorstellingen van een musicerende Caecilia denkt men vooral aan de orgelspelende heilige (met koning David opDomenichino, Musicerende Caecilia, schilderij, ca. 1610. Musée du Louvre, Parijs.
| |
[pagina 86]
| |
een tekening van Van den Broeck, wellicht ontwerp voor een orgelfront van na 1570 in het museum te New Haven; wuft en dromerig op een werk ca. 1700 van Schedoni in het Palazzo Capodimonte te Napels, en musicerend met engelen op een schilderij 1893 van Volz in de Staatliche Kunsthalle te Karlsruhe). De voorstelling haalde zelfs de 18e-eeuwse devotieprentjes (als een kokette rococo-dame op dat van Mill uit Augsburg). Een cyclus heeft het linker binnenvleugel-paneel van een triptiek van Hendrik Lunhof (1482-84; met muzikanten op het huwelijksfeest!). Valerianus en Tiburtius zien op de timpaan van Sankt Caecilien uit Keulen (ca. 1180) eerbiedig toe hoe een engel de martelares kroont. Zij poseren met haar op een binnenplaats bij Francesco Botticini op een paneel ca. 1471. Domenichino schilderde ca. 1614 in de San Luigi dei Francesi te Rome een serie fresco's met een levenscyclus van Caecilia. Alleen al het gebruik om op Caecilia's feestdag cantates ter ere van haar te laten uitvoeren door koren heeft in de loop der tijd een bibliotheek van composities doen ontstaan. Veel grote en veel bescheiden componisten produceerden zulke werken: Purcell, een ode Laudate Ceciliam 1683; Charpentier, Caecilia virgo et Martyr ca. 1675; Händel/Dryden, dramatisch motet Ode for St. Cecilia's Day 1738/39; Gounod, Messe solennelle de Sainte Cécile 1885 (een voorbeeld van de talloze ‘missen’ in de loop der tijden ter ere van de heilige gecomponeerd); De Mol, oratorium Sainte-Cécile ca. 1865; Britten, Hymn to St. Cecilia 1942; Cooke, Ode on St. Cecilia's Day 1964; Parry, een oratorium ca. 1890 en Rizzi, een geestelijk spel Il misterio di Santa Cecilia ca. 1920. De Donóstia schreef toneelmuziek bij Les trois myracles de Sainte-Cécile 1920 van Ghéon. Chaucer nam in The Legend of Good Women (1385; gedr. 1532) een Lyfe of Seynt Cecile op. In Die neue Cecilia. Letzte Blätter (vgl. Rousseaus Nouvelle Heloïse!) wilde Moritz - het bleef bij een fragment van een romantische briefroman - in deze Cecilia liefde en kunst verenigen. Zelf blijkt zij in Die heilige Caecilie oder die Gewalt der Musik 1810-11 van Von Kleist, wanneer beeldenstormers bij een overval op het naar haar genoemde klooster in Aken door de zang van de mooiste Italiaanse mis van de nonnen bedwongen zijn, de dirigente te zijn geweest. Dat kan alleen ‘die Musik’ bereiken. Bij Pustet in Regensburg kwam van 1868 tot 1937 het blad Caecilienverein-Organ, en van 1876 tot 1932 de Caecilienkalender ten dienste van muzikanten uit. Cellini 1969; Delehaye 1936; Deville 1934; Van der Holst 1935; Mecke 1957; Rademacher 1970. |
|