Bruno de Kartuizer
werd in 1030 te Keulen geboren. De naam van zijn familie was Hartefaust. Hij studeerde te Reims, waar hij een tijd lang leider van de domschool was. Later had hij als kanselier van het aartsbisdom Reims problemen met zijn bisschop Manasses i, die hij om diens simonistische praktijk (kopen en verkopen van kerkelijke ambten) aanklaagde. Men koos de aanklager na afzetting van de bisschop als opvolger, maar de Franse koning had een andere kandidaat. Deze was het en niet Bruno die de wijding en de zetel ontving. In 1083 werd Bruno monnik in een kluis te Sèche Fontaine (Langres). Een jaar later presenteerde hij zich met zes geestverwanten bij de heilige bisschop Hugo van Grenoble, die - aangemoedigd door een visioen van zeven sterren - hun het verre dal Cartusia in de bergen als plaats voor een eremitage aanbood. Daar ontstond La Grande Chartreuse, nog altijd plaats voor armoede, stilte en contemplatie in de voor iedere monnik bijna volstrekte eenzaamheid van zijn eigen kluis.
Toen zijn vroegere leerling, paus Urbanus ii (Odo van Châtillon), Bruno in 1090 als raadsman naar Rome riep, was dat aanleiding voor de stichting van nog twee kartuizen in Italië. In 1101 overleed Bruno, die nooit formeel een orde had willen stichten, in de abdij van Serra di Torre (Calabrië). Pas na zijn dood stelde Guigo du Chastel ca. 1130 de orderegel op en in 1170 kwam de goedkeuring ervan door paus Alexander iii.
Vanuit La Grande Chartreuse ontstonden vele kartuizerkloosters. Op het hoogtepunt in de 16e eeuw waren er 206, waaronder een kleine twintig in de Nederlanden (sinds het einde van de 18e eeuw verdwenen). Bruno's feest viert men op 6 oktober.
De oudste afbeeldingen van Bruno zijn van niet veel vroeger dan de 16e eeuw. Hij draagt altijd een wit habijt, vaak met opgezette kap,