Nahum,
afkomstig uit een niet nader bekende plaats Elkos, was profeet in Juda. Het was tussen 663 en 612 zijn opdracht een heilsboodschap over Juda uit te spreken en onheil over Assyrië aan te zeggen, met name de ondergang van de hoofdstad Nineve. In 612 werd de prachtige stad door de Babylonische koning Nabopolassar veroverd.
In een gespierde, beeldrijke taal schildert Nahum, wiens boek overigens alle sporen van latere, redactionele arbeid vertoont, op een oorspronkelijke manier Jahwe als de absolute heer van de geschiedenis: als zijn volk trouw blijft aan zijn geloften zal hij het beschermen, maar zijn vijanden vernietigen: vroeger Thebe (3,8-9), nu Nineve. Nahums naam betekent ‘trooster’.
Vaak zijn Nahum en zijn profetieën niet afgebeeld. Zelf wordt hij op een vroeg-13e-eeuws bijbelfragment uit Weingarten bij Konstanz gekenmerkt door het maken van een wanhopig gebaar. De lijken waarover men in het verwoeste Nineve struikelt (3,3) zijn te zien in het Menologion van Basilius ii (976-1023). Vier reliëfs aan de westfaçade van de kathedraal te Amiens (1220-36) vertellen de ondergang van Nineve. Typologisch correspondeert een prediking van Nahum in de Gumbertus-bijbel (einde 12e eeuw) met de bergrede van Jezus.
Katzenellenbogen 1952 en 1961.