grondbezitters (die een beetje aan Gontsjarow's Oblomow doet denken) is veel dodelijker dan een karikatuur zou kunnen zijn.
Gombrowicz laat in deze schets zien dat de feodale relatie niet alleen de bedienden, de boeren, de slaven onrijp houdt door hun afhankelijkheid en armoede, maar dat zij ook de heren in een kinderlijk stadium brengt doordat zij voortdurend door de bedienden verzorgd en vertroeteld worden. De heren van dit landgoed doen niet veel anders dan eten en drinken. Met hun 'smoelen' zijn zij even onnozel als de 'boerelummel', die door een van de scholieren als ideaal wordt nagejaagd. Ook deze episode eindigt in een kluchtige verwarring waaruit de hoofdpersoon vlucht als het reddeloos slachtoffer van 'kontjes' en 'smoelen'.
Dit tegen de onrijpheid en de onnatuurlijkheid gerichte boek wijst geen uitweg, biedt geen oplossing. De verfoeide onrijpheid wordt tenslotte als het wezenlijke element van het menselijk leven aanvaard, al blijft de schrijver het beschimpen, zelfs als 'het kontje' in de vorm van de zon aan de hemel verschijnt. De mens is voorlopig nog een melkmuil, ofschoon vaak meer melkmuil dan nodig is. Maar het kontje is overal. Het is vooral ook aanwezig in idealen, vaste overtuigingen en oplossingen.
De conclusie is daarom de conclusieloosheid, het afstand nemen tot alle conclusies. 'Wat wij vandaag denken en voelen, zal onvermijdelijk voor onze achterkleinkinderen onzin zijn. Het zou dus beter zijn als wij daarin vandaag reeds de dosis domheid erkenden die de tijd erin zal brengen.'
De schrijver heeft zich in zijn groteske verhalen en zijn essayistisch commentaar sterk beperkt. Hij heeft de omtrekken aangegeven van zijn filosofie. Hij heeft hier en daar illustraties aangebracht met een onbeteugelde spot en een vérgaand besef van betrekkelijkheid. Sommige illustraties vallen op door de grove, primitieve kleuren en de vulgaire tekening. Maar uit de fijnere aquarellen kan men zien dat hier iemand aan het werk was die liever het misverstand van de grofheid riskeert dan zich te forceren tot een fijnheid of een verhevenheid die iets verbergen moet.
Zijn essayistisch commentaar is in de eerste plaats intelligent. Het geeft een manier aan, waarop problemen kunnen worden gesteld. Het wil niets bewijzen, het wil afleiden uit ervaringen en uit de gegevenheid van de man die die ervaringen heeft gehad.