| |
| |
| |
Evelyn Waugh Men at arms
Officers and gentlemen
Zoals altijd bij een pasgeborene stonden de feeën aan het begin van deze eeuw rondom de wieg van de kleine Evelyn Waugh, het zoontje van een Londense uitgever. En zoals altijd zagen zij met hun profetische geestesoog in plaats van de vertederende zuigeling het beeld van de man van middelbare leeftijd die hij worden zou: een treurige, dikke, domme, enigszins potsierlijke Engelsman.
'Kom, kinderen,' zei de opperfee op een animerend toontje, 'wie van jullie heeft een gave voor de kleine Evelyn?'
Niemand zei iets. Er klonk in de achterste gelederen wat onderdrukt gegiechel totdat een vamp-achtige fee, die niet gezien was bij haar collega's, het woord nam.
'Ik maak Evelyn tot de grootste snob van Engeland,' zei zij koel.
Er viel weer een stilte, nu onderbroken door wat gegrinnik. Maar er was er één die medelijden kreeg, toen zij het wiegekind op zijn vijftigste jaar zag zitten met een lichtgrijs vest gespannen om zijn buik, een glas in de ene hand en een sigaar in de andere en een uitdrukking van angst en verbijstering op het onbeduidende gezicht.
En deze fee, die voor het laatst had gesproken in 1694 bij de geboorte van Voltaire, zei plotseling: 'Ik zal hem de gave geven van de satire, zodat hij in dat genre beter zal zijn dan iemand anders in zijn tijd.'
Onbekend met deze oerscène is Evelyn Waugh sinds enkele jaren bezig in serieuze romans verslag uit te brengen van zijn belevenissen in de tweede wereldoorlog. Het in 1952 verschenen Men at arms is nu voltooid met Officers and gentlemen. De episode van het Russisch-Duitse non-agressie-verdrag d.w.z. van de sluiting van dat pact in augustus 1939 tot Hitlers invasie van de Sowjetunie in juni 1941 is met dit tweede deel afgesloten. Waugh zegt wel van plan te zijn personages ook in hun verdere oorlogsavon- | |
| |
turen te volgen, maar de twee verschenen boeken vormen het afgeronde geheel, waarvoor hij oorspronkelijk had aangekondigd een trilogie nodig te zullen hebben.
Nu is het niet te verwachten dat deze oorlogsromans onmiddellijk de aandacht zullen trekken die Brideshead revisited (1945) en de vroegere satirische romans ten deel is gevallen. Waugh's bedoelingen, ambitieuzer en gecompliceerder dan in zijn briljant jeugdwerk, zijn niet meer zo gemakkelijk te achterhalen, terwijl hij zich er ook voor schijnt te hoeden in de romantische dagdromerij te vervallen van het katholieke traktaat dat Brideshead revisited heet.
Niets schijnt een humoristisch auteur zo moeilijk te vallen als de ernst. Hij is zozeer van jongs af aan gewend de ernst uit de weg te gaan, dat de positiviteit die hij tenslotte toch wel te voorschijn wil brengen onbehouwen, onbeproefd, onbewerktuigd aandoet, vergeleken bij zijn geraffineerde kunst van het komische effect.
Toen Waugh op 25-jarige leeftijd zijn Decline and fall (1928) publiceerde, was hij onmiddellijk een satiricus van de eerste rang. Maar dit romandebuut al maakte duidelijk dat zijn vaak even dolle als verfijnde humor tevens een wegschuilen betekende voor een onzekere, kritisch ongetoetste ernst. Richt zijn aanval in Decline and fall zich nog op het onbeschaamde egoïsme van de aristocratie, zijn hoofdpersoon, de naïeve student in de theologie Paul Pennyfeather, die zo potsierlijk dupe was van de hogere standen, maakt in Vile bodies (1930) al plaats voor hun handlanger, het veel cynischer schrijverspersonage Adam Fenwick-Symes. Het geheel is nog wel een veroordeling van de harteloze en leeghoofdige upperclass-jeugd van de 'roaring twenties', maar de sympathie van de schrijver voor de welopgevoede ongemanierdheid van zijn sujetten is groter dan met de bedoelingen van een strenge moralist zou kunnen stroken. In Black mischief (1932) speelt de hoofdpersoon, de aristocratische schavuit Basil Seal het klaar om in alle opzichten een 'rotvent' te zijn en toch de sympathie van de schrijver en, omdat hij zo'n knappe schrijver is, ook van de lezer te behouden.
Waugh heeft tegelijkertijd een diepgewortelde bewondering voor de devil-may-care-houding van zijn personages en de be- | |
| |
hoefte om zich daartegen schrap te zetten, een houvast te vinden voor zijn morele verontwaardiging. Daardoor komt het, lijkt mij, dat zijn ernst, dat onzekere complex van waarden en maatstaven, langzamerhand verschuift. In Decline and fall was de aristocratie nog vijandig aan de cultuur: kortzichtig en bevooroordeeld in een dame als lady Circumference of onscrupuleus in Margot Beste-Chetwynde (de latere lady Metroland), die met dezelfde vanzelfsprekendheid historische kastelen laat afbreken als een winstgevende handel drijft in blanke slavinnen. Toch wordt deze ondergaande kaste van decadenten en excentrieken steeds meer in de ogen van de schrijver de enige bewaarster van de deugd, van de traditie, van de onwankelbare zekerheden.
Lady Metroland, die een vast programmapunt wordt in al deze boeken, is tenslotte een parvenu. Een groot deel van de Engelse aristocratie wordt mét haar als parvenu's afgewezen. De positieve rol wordt voortaan veelal gespeeld door locale, bescheiden grondbezitters, die vaak zonder titel of carrière afstammen van oude families, welke al vóór de Reformatie de heren van hun dorp voortbrachten. Zo'n soort aristocraat is William Boot, de naïeve held van Scoop (1933), die door een persoonsverwisseling een succesvol dagbladcorrespondent wordt van de Daily Beast in een Afrikaans negerrijk en die toch zichzelf weet te blijven ook in de Londense jungle.
Een veel indringender portret van zo'n landelijke 'squire' tekende Waugh in zijn meest serieuze vooroorlogse roman A handful of dust (1934) in de figuur van Tony Last, de niet al te snuggere bewoner van een neo-gotisch landhuis, die een Don Quichot is, omdat hij de 'gotische' deugden van vóór de hervorming in deze moderne, zich ontbindende wereld tracht te handhaven. (Waugh was intussen in 1930 al overgegaan tot de R.K. Kerk, maar behalve in zijn zoeken naar een traditioneel beproefd houvast krijgt deze bekering in zijn werk pas in 1945 (Brideshead) haar weerslag.)
A handful of dust is Waugh's eerste boek, waarin de verhouding tot de vrouw het luchthartig-satirische karakter verliest, waarin hij de seksualiteit daarvoor had verhuld. De brave, sympathieke Tony Last namelijk is niet in staat zijn mooie, jonge vrouw te boeien. Zij knoopt een verhouding aan met de akelige,
| |
| |
prozaïsche streber John Beaver en deze lichtzinnig begonnen liaison heeft de totale ruïne van haar gezin tot gevolg. Haar kind krijgt een dodelijk ongeluk, haar man raakt op een Zuidamerikaanse expeditie in de macht van een ongeletterde kluizenaar die hem dwingt de rest van zijn leven te besteden aan het voorlezen van de boeken van Dickens en het landgoed valt in andere, onwaardige handen.
Het satirische is hier op de achtergrond gedrongen - al komt het in sommige scènes in zijn briljantste vorm te voorschijn - en de personages hebben een beter afgerond, geloofwaardiger bestaan, dan in de andere boeken. In A handful of dust is het kluchtige en dartele in Waugh's manier duidelijker dan elders een vernisje voor een tragedie. En daarom is men in dit boek, dat ik voor zijn meesterwerk houd, ook het dichtst in de buurt van zijn ernst, d.w.z. niet in de buurt van de opzettelijke en krampachtige ernst die hij heeft ondergebracht in zijn Engels-conservatief katholicisme, maar van de ernst die hem ontsnapt is, zoals in zijn eerste boeken de satire hem ontsnapt is.
Die ernst dan is het thema van A handful of dust: de begeerlijke en superieure vrouw, die de sympathieke man verlaat voor een schurk. Dit thema is daarom van zoveel betekenis voor Waugh, omdat het in bijna al zijn boeken in een of andere vorm voorkomt. Pennyfeather wordt in de steek gelaten door zijn Margot voor een bedenkelijke politicus; Adam Symes moet zijn Nina afstaan aan een geminachte figuur; William Boot ziet zijn Kätchen na een kortstondige idylle terugkeren in de armen van een Duitse avonturier en ook de 'ik' van Brideshead revisited wordt als inleiding tot zijn bekering bedrogen door zijn maatschappelijk zo geslaagde vrouw.
Omgekeerd is ook telkens een erotisch succes als het ware geconditioneerd door een moreel tekort. Basil Seal, de heldoplichter uit Black mischief, die terugkeert in Put out more flags (1942) heeft een 'mooie' verhouding met Angela Lyne, wier bescheiden en sympathieke echtgenoot zo fatsoenlijk is in de 'phoney-war' te sneuvelen, terwijl Seal zijn oplichterijen bedrijft.
Het thema is ook te vinden in Men at arms en Officers and gentlemen. De hoofdpersoon, Guy Crouchback, is de afstammeling van een oud, rooms-katholiek Engels geslacht. Zijn voorva- | |
| |
deren hebben sinds de 12de eeuw onafgebroken het landgoed Broome bewoond, dat zijn vader kort geleden aan een klooster heeft moeten verhuren. Na zijn echtscheiding van de niet-katholieke Virginia, die sindsdien verschillende malen hertrouwd is, leeft Guy in Italië, verbitterd en emotioneel steeds meer opgedroogd. Als hij tijdens de oorlog in Londen Virginia opnieuw ontmoet en de verbroken relatie weer wil aanknopen, weigert zij hem wat zij gemakkelijk toestaat aan een zekere Trimmer, een ex-kapper die met veel knoeierij officier is geworden en die in de ogen van de schrijver en zijn hoofdpersoon het allerlaagste mensensoort vertegenwoordigt.
Waugh doet het hele geval nogal episodisch af tussen vele andere belevenissen, maar dit gedrag van Virginia is toch het voornaamste object van zijn aanklacht: het verraad van de vrouw tegenover de mannelijke hiërarchie. En men herkent het thema als een algemeen motief van de moderne, vooral van de Angelsaksische literatuur. De vrouw heeft de schuld. De geëmancipeerde, zogenaamd gelijkwaardige vrouw is de vijandin van de waarden die de man heilig zijn. Zij brengt hem aan de drank of ketent hem aan het huis, of dwingt hem tot werk dat hem niet ligt. Bij Waugh is zij dan in het bijzonder de verraadster van zijn nogal bekrompen public-schoolboy-moraal. Waugh is in hart en nieren een snob en een anti-democraat. De vrouw, die natuurlijker en onbevangener is, symboliseert voor hem, in haar gemakkelijke voorkeur vooreen outsider, het verraad aan de clan.
Het isolement waarin Guy Crouchback, die als katholiek geen tweede huwelijk kon aangaan, door het verraad van zijn vrouw was gebracht, viel samen met het politieke isolement waartoe zijn overtuiging en zijn verblijf in Italië hadden geleid. Hij deelde de Engelse afkeer van het fascisme niet, al beschouwde hij de Duitse nazi's als 'mad and bad'. Hun deelneming aan de Spaanse burgeroorlog onteerde voor hem de zaak van Franco. Daarom zag hij de Russisch-Duitse alliantie van augustus 1939 als een weldaad. Jaren van schaamte en eenzaamheid kwamen op dat moment tot een einde. De vijand had een duidelijk gezicht gekregen. De oorlog, die Crouchback als officier in het (fictieve) Royal Corps of Halberdiers begon, was een heilige oorlog die hem ook emotioneel tot het leven zou kunnen terugbrengen.
| |
| |
Het oorlogsverhaal dat in deze twee boeken van Waugh aan de orde is moet men zien tegen die achtergrond. Het is het verslag van zijn liefdesaffaire met het leger, een anekdotisch en episch verhaal, dat het midden houdt tussen Tolstoi's Oorlog en vrede en De Vigny's Servitude et grandeur militaires.
Guy's verhouding tot Virginia komt in het eerste deel tot een voorlopige explosie. Een geloofsgenoot had hem verteld dat de oorspronkelijke echtgenoot geen zonde begaat door seksuele relaties aan te knopen met zijn gescheiden vrouw. Virginia is aanvankelijk tot een avontuur bereid, totdat zij bemerkt welke theologische overwegingen er achter zijn toenadering schuilen. Zij reageert dan met een felheid, die de kloof tussen deze mensen zichtbaar maakt: 'Because I was the only woman in the whole world your priests would let you go to bed with. That was my attraction. You wet, smug, obscene, pompous, sexless lunatic pig.'
Overigens is dit deel gevuld met een luchtig verteld, maar vrij technisch en gedetailleerd relaas van militaire training en desorganisatie. Er komen enkele voortreffelijke portretten in voor, waarvan vooral dat van de kinderlijke, dikhuidige, ambitieuze Apthorne bijzonder vermakelijk is.
Officers and gentlemen brengt o.a. een herziening van de rooskleurige visie van Put out more flags waarin al Waugh's zelfzuchtige aristocraten, toen de oorlog ernst werd, als vlekkeloze helden dienst namen bij de Commando's, het zwarte schaap Basil Seal incluis. Nu maakt men kennis met het werkelijke gedrag van een lid van deze groep, de aanvankelijk door Guy tomeloos bewonderde Ivor Claire: 'The fine flower of them all. He was quintessential England, the man Hitler had not taken into account.' Maar het is juist deze Claire die op Kreta zijn compagnie in de steek laat om krijgsgevangenschap te ontgaan. Guy beschikt over bewijzen die zijn vriend Claire een veroordeling voor de krijgsraad kunnen bezorgen. Hij is eerst van plan ze te gebruiken omdat de oorlog een heilige oorlog is en de rechtvaardigheid door geen persoonlijke overwegingen kan worden opzijgezet. Maar dan komt Hitler's invasie van Rusland en de verwelkoming door Engeland van de atheïsten als bondgenoten. De wereld van Guy Crouchback stort in elkaar en hij vernietigt de bewijzen tegen Claire.
| |
| |
Intussen is de uit Scoop bekende Julia Stitch, de amusante bedilster en invloedrijke ministersvrouw, er ter bescherming van Claire al in geslaagd Guy uit het Midden-Oosten weg te krijgen. Volkomen gedesillusioneerd komt hij terug in Engeland: de oorlog is niet heilig meer, de aristocraten niet dapper, een priester in Alexandrië was een Duitse spion die misbruik maakte van de biecht en de verachte Trimmer is door een manoeuvre van de propaganda de grote, gevierde held geworden. Daarmee is de liefdesaffaire tussen Guy Crouchback en het leger tot een voorlopig einde gekomen.
| |
Unconditional surrender
Men herinnert zich dat Waugh bij de verschijning in 1952 van het eerste deel van zijn anekdotisch epos Men at arms twee verdere delen had aangekondigd en dat hij in 1955, toen deel ii, Officers and gentlemen verscheen, verklaarde het verhaal daarmee als voltooid te beschouwen. Nu is hij dus weer op die laatste verklaring teruggekomen. Met Unconditional surrender (Amerikaanse titel The end of the battle) heeft hij zijn relaas van Guy Crouchback's oorlogsavonturen gecompleteerd.
Zijn onzekerheid over de omvang die dit relaas moest krijgen, hangt ongetwijfeld samen met het innerlijke conflict dat hij in deze romans noch als standpunt noch in artistieke zin heeft kunnen oplossen.
Guy Crouchback begint zijn liefdesaffaire met het leger met grote illusies, maar langzamerhand ontvalt hem alles. De waarden die voor hem gelden verkeren successievelijk in hun tegendeel.
De ontgoocheling is de draad die door de gebeurtenissen loopt. In Men at arms wordt Guy ontgoocheld, in Officers and gentlemen wordt hij nog wat meer ontgoocheld en in Unconditional surrender nog weer wat meer. Het vaste schema is dat laffe daden beloond worden en moedige daden bestraft. De oplichters worden bevorderd en de plichtsgetrouwen komen in moeilijkheden. De hele oorlog ontaardt trouwens als de Russische atheïsten de bondgenoten worden van de Engelsen. In Unconditional surrender blijken er steeds meer lafaards en profiteurs rond te
| |
| |
lopen die met het communisme sympathiseren en homoseksueel zijn. De politieke overtuigingen van Evelyn Waugh, die uit zulke simplificaties blijken, zijn te grof en te stompzinnig om au sérieux genomen te worden.
Moet men de spirituele ontwikkeling van de hoofdpersoon wel au sérieux nemen? De brave, maar eenzame Crouchback ziet de oorlog als een middel om zijn verloren contact met de mensen te herstellen. Zijn grote moeilijkheid is echter dat hij van zo'n geweldige, vooral ook morele hoogte op zijn medemensen neerziet. Zijn ex-vrouw Virginia is een losbandig wezen; na verschillende huwelijken heeft zij een affaire met een zekere Trimmer, het verachtelijkste personage uit dit verhaal. Als zij van Trimmer een kind verwacht, offert Guy zich voor haar op, door opnieuw met haar te trouwen. De schrijver neemt iets te veel moeite om de lezer ervan te doordringen hoe bijzonder edel die daad van Guy wel is. In Joegoslavië spant Guy zich in om een aantal joodse vluchtelingen te redden en weer ligt er voor mijn gevoel te veel nadruk op het edele van deze pogingen en wordt de onverschilligheid van alle andere mensen, ook andere joden, te sterk geaccentueerd.
De overtuigingen en de wel mooi bedoelde maar niet zo mooi uitgevallen ziel van Guy Crouchback zijn niet de hoofdzaak in deze boeken. Zij zijn moeizaam en vaak onhandig-nadrukkelijk geconstrueerd. Hoofdzaak, voor mij tenminste, is de ontspannen beschrijving van de absurde desorganisatie van Engeland in oorlogstijd. Waugh heeft hetzelfde soms even goed of beter gedaan in Put out more flags. Maar ook hier is hij herhaaldelijk uitstekend op dreef. Hier heeft hij nog meer kanten en uitwassen van de organisatorische woekering in beeld gebracht. Hier is het karikaturale portret van een maatschappij die zich plotseling volgens andere principes herordent, completer ingevuld. Het gedrang en het geschipper van profiteurs, de kans die allerlei uitbottende waanzin krijgt, de onvoorstelbare stommiteiten van 'intelligence', propaganda en contra-spionage - dit alles wordt op Waugh's beste satirische manier tentoongesteld. In deze oorlogswereld schuilen in afgelegen huizen kleine kantoortjes waarin zonderlingen gehuisvest zijn die een eigen bijdrage leveren aan de 'war-effort'. Van kunstnijvere lieden die modellen maken van
| |
| |
alle strandjes van het continent met het oog op mogelijke invasies, tot de bedieners van elektronische machines die werkloze officieren registreren, en Swahili medicijnmannen die belast zijn met het betoveren van de nazi-leiders.
Deze wereld van dolgedraaide overbodigheden en falende communicatie loopt telkens als een natuurlijke woekering over Waugh's verhaal en bedoelingen heen. Het is zijn satirische gave die zich steeds weer tegen zijn alter ego in weet te doen gelden.
In deze gedeelten dus, kan men zeggen, is Waugh's oorlogstrilogie een boeiend verhaal. De personages zijn geslaagd, zodra de schrijver satirisch te werk gaat. Guy Crouchback en zijn eenvoudige, wijze vader zijn geïdealiseerd en daarom mislukt. Enkele als bijtend bedoelde portretten, zoals dat van Everard Spruce, de redacteur van Survival (waarmee Cyril Connolly, redacteur van Horizon moet zijn bedoeld) zijn in hun boosaardige opzet blijven steken.
Dat er een kloof gaapt tussen Waugh's satirisch talent en zijn andere hoedanigheden, wordt m.i. door deze trilogie krachtig bevestigd. Intussen mag men toch wel aannemen, dat er ondergrondse verbindingen zijn. Het is immers een ongewone figuur dat iemand in zijn jeugd de moed (of de overmoed) heeft om te lachen om allerlei dingen, terwijl later de afkeer, de horreur de overhand krijgt. Waugh's satirische neigingen behoren ongetwijfeld bij zijn jeugd, toen zij nog ongemengd konden bestaan. Bekijkt men iets nauwkeuriger waar hij vroeger en later tegen was, dan kan men geen absolute contrasten handhaven. In zijn jeugdige hekeling van aristocratische gedragingen ('never apologise, never explain') zat al een grote dosis bewondering. Al spoedig overheerste zijn afkeer van de parvenu's onder de Engelse aristocraten. Vooral na zijn overgang tot de katholieke kerk komt hij tot de overtuiging dat de ware aristocraten de oude families zijn, zonder titel vaak, zoals de Crouchbacks.
Tegenover deze aristocratie zijn de fabrikanten en de meeste hertogen vulgaire 'upstarts'. Veel meer dan zo'n nostalgische geschiedbeschouwing heeft Waugh niet te bieden als hij de oorsprong van zijn katholicisme en zijn waardenschaal verklaren moet. Zowel zijn geloof als zijn politiek wekt de indruk te berusten op een extreem snobisme, een snobisme dat door de christe- | |
| |
lijke voorschriften van nederigheid en mensenliefde zijn eigen moeizame correctie inhoudt. De grond van dit snobisme is het tegendeel van mensenliefde en nederigheid, n.l. melancholie en angst voor de werkelijkheid. Waugh's conservatisme is evenzeer een vrucht van zijn melancholie als zijn behoefte aan spot. De feeën die hem zijn snobisme en zijn satirisch talent gaven, waren wel verschillend, maar toch ook zusters.
|
|