| |
| |
| |
F.M. Dostojewski Het landgoed Stepantsjikowo
Uit de tijd toen ik verslaafd was aan de meesterwerken van Karl May herinner ik mij een figuur die mij intrigeerde en ergerde: Old Wabble. Deze bejaarde pelsjager werd geïntroduceerd als te behoren tot die familie van grote helden wier namen begonnen met 'old'. Bij Old Shatterhand, Old Firehand, Old Surehand voegde zich nog dit andere toonbeeld van schranderheid en moed, kracht en zieleadel, Old Wabble. Maar naarmate het verhaal vordert vallen er steeds meer zedelijke schaduwen over deze held, totdat hij tenslotte de gedaante van een nuanceloze booswicht heeft aangenomen. Als de schrijver met hem klaar is, dan is die Old Wabble zó slecht, dat ook het tederst gemoed de martelingen die zijn deel worden als een verdiend loon accepteert.
Het is dus niet zo dat Karl May tevoren een figuur, Old Wabble, heeft ontworpen en zich tijdens het schrijven aan dat ontwerp heeft gehouden. Nee, hij heeft de man iedere dag opnieuw geïmproviseerd en hem telkens laten zijn wat zijn gevoel voor spanning en melodrama van hem eiste, zonder acht te slaan op de bestaanbaarheid en de consistentie van het karakter. Ik maak mij sterk dat die tot schavuit evoluerende held ook meer van de schrijver zelf heeft meegekregen dan de geïdealiseerde ik-figuur van Old Shatterhand, omdat improvisatie, hoe gebrekkig ook uit een romantechnisch oogpunt, meer verraadt dan zorgvuldige ontwerpen.
Er zijn trouwens meer van dergelijke inconsequente personages in de literatuur. Juist de beste schrijvers, de 'geboren' schrijvers, bezondigen zich eraan, omdat ook zij alleen de hartstocht van de improvisatie kennen. Shakespeare's Falstaff bijvoorbeeld is een typisch geïmproviseerd, onsamenhangend personage, dat binnen de algemene contouren varieert naar de behoeften van de scène die de auteur onder handen had. In de epiloog van Henry iv openbaart Shakespeare zelfs een plan voor Falstaff, dat hij
| |
| |
in Henry V niet uitvoert. De zaak is dat Falstaff een van die intieme schrijversprojecties is die telkens aan alle plannen ontsnappen; die zonder zelfstandige, afgeronde personages te worden, de onthullendste capriolen uitvoeren.
Dostojewski is een van de meest karakteristieke schrijvers voor dit soort figuren. Telkens weer treft hij door de psychologische onmogelijkheid van de extravagante reacties van zijn personen, terwijl die reacties tegelijkertijd door hun nauwe verbinding met de schrijver zelf een onmiskenbaar aroma van echtheid bezitten. De verhouding van intelligente lezers tot Dostojewski is vaak dat zij eerst overbluft, ondersteboven zijn van deze lectuur en daarna met inschakeling van enige kritiek en scepsis geneigd zijn al die extreme en pathetische figuren te verwerpen. Het derde stadium moet, geloof ik, zijn dat men Dostojewski aanvaardt en bewondert als de grootste der improvisatoren, die de psychologie van zijn personages zo niet opoffert dan toch oprekt en verbuigt voor zijn eigen obsessies. Men moet dan niet proberen al die onsamenhangende mensen binnen de termen van een gangbare psychologie tot eenheden te interpreteren. Zij zijn aaneengeschakelde improvisaties, die buiten de romangebeurtenissen waarin zij optreden geen afzonderlijk bestaan voeren.
Het duidelijkst doet dit verschijnsel zich voor bij de narren en booswichten, waarbij telkens de twijfel wordt gewekt of zij niet eigenlijk 'goed' zijn, of zij geen gevallen engelen zijn, die bij een andere constellatie niet voor de edelste verschijningen zouden onderdoen. Wat Nietzsche over Shakespeare geschreven heeft: 'Wat moet men geleden hebben, om zo de nar te kunnen spelen,' legt de nadruk op dit nauwe contact tussen het lijden, de wonden van een schrijver en zijn onsamenhangende, humoristische personages. Falstaff is van dezelfde familie als Foma Fomitsj Opiskien uit Dostojewski's 'humoristische' roman Het landgoed Stepantsjikowo. Een belangrijk verschil is dat Shakespeare's personage de taak heeft om te charmeren, voor zich in te nemen, ondanks zijn lafheid en zijn schurkenstreken die men geneigd is door de vingers te zien. Foma Fomitsj daarentegen is als het weerzinwekkendste en belachelijkste monster voorgesteld, maar zijn tirannieke heerschappij over een edel en zachtmoedig landheer is zo verregaand, dat Nietzsche's uitspraak voor hem zó kan
| |
| |
worden gevarieerd: Wat moet men geleden hebben, om zich zo te moeten wreken.
Het lijden van Foma Fomitsj bestond erin dat hij een vernederende betrekking als voorlezer van een generaal heeft moeten aanvaarden; dat hij met een bijzonder hoge dunk van zichzelf heeft moeten gehoorzamen aan de grillen van die man, hem heeft moeten vleien en amuseren. Zonder enige kennis of talent of goede eigenschap - Dostojewski legt er de nadruk op dat zijn eigendunk op niets berust - weet hij de vrouw van de generaal en enige andere bijzonder domme vrouwen onder zijn suggestie te krijgen, zodat hij na de dood van zijn meester zich met dit adorerend gevolg kan vestigen op het landgoed van de zoon van de generaal (uit haar eerste huwelijk). Hier oefent Foma Fomitsj, gesteund door de halfgare wijven, de absurdste en onverdraaglijkste terreur uit die zich denken laat. Alle zelfgevoel, dat in de periode van dienstbaarheid en clownerie gekneusd werd, moet nu op de monsterachtigste manier gestreeld worden. Doordat de eigenaar van het landgoed, de overste Rostanew, een van die angelieke figuren is die men ook uit de grotere romans kent (vorst Mysjkien en Aljosja Karamazow), zijn er geen grenzen aan de vernietigende vermogens van Foma Fomitsj' rancune.
Hij maakt iedereen ongelukkig, hij geniet van zijn macht door het toebrengen van leed, totdat de overste in een plotselinge uitbarsting hem het huis uittrapt, hem letterlijk door de glazen deur heen het terras op slingert. Dostojewski herinnert zich dan dat hij een 'humoristische' roman heeft willen schrijven. Hij laat Foma Fomitsj terugkomen en optreden als bewerkstelliger van het algemeen geluk. Het huwelijk dat hij steeds in de weg heeft gestaan gaat door en iedereen is hem dankbaar. Men heeft het gevoel dat hij zijn parasitaire terreur ook zonder die complete ommekeer had kunnen voortzetten. Maar Dostojewski, die voortdurend gesuggereerd heeft dat de man in oorlog leeft met de mensheid wegens ondergaan leed en dat een verzoening altijd mogelijk blijft, vergeet ter wille van het geïmproviseerde effect dat monsters niet zo plotseling weldoeners worden en dat die verzoening, zoals hij ook in zijn beschrijving van het latere bestaan van Foma doet uitkomen, eigenlijk niet mogelijk is.
Men heeft hier dus te doen met een doorbreken van engel- | |
| |
achtigheid in een booswicht, omdat hij in Dostojewski's opvatting een gevallen engel is, een vernederde en beledigde, die door zijn mishandeling ontspoord is. Vanuit de auteur gezien, die ook de Mysjkiens en de Aljosja's heeft voortgebracht, is dat begrijpelijk. Maar als men voorstelbare en homogene personages verwacht, voelt men zich bij de ommekeer van Foma op dezelfde manier opgelicht als bij de evolutie van Old Wabble. Bij nader inzien is dat misschien een van de meest 'humoristische' kanten van het boek.
| |
Aantekeningen uit het dodenhuis
Memoires uit het souterrain
Een aantal van Dostojewski's grote romans is in Nederland sinds lang bekend. Er is geen schrijver die door zoveel bevolkingsgroepen en op zo verschillende niveaus als 'diep' en 'geniaal' wordt beschouwd. Maar behalve een paar verhalen, zoals 'Witte nachten' en 'De zachtmoedige', werden bij ons vooral de grote romans Schuld en boete, De idioot, De demonen en De gebroeders Karamazow gelezen. Een complete editie bestond niet en het was dus ook niet doenlijk om, uit Nederlandse vertalingen, een ontwikkeling in Dostojewski te ontdekken. Men kon, zonder zich tot buitenlandse edities te wenden, met geen mogelijkheid nagaan waar zijn denkbeelden vandaan kwamen, hoe zijn levensgevoel en zijn kijk op mensen en wereld tot stand waren gekomen.
Men kon ook over de aard van dat levensgevoel de meest uiteenlopende inzichten verkondigen. Men kon op goede gronden menen dat hij een idealist was of een cynicus, een man die het laatste woord liet aan de christelijke liefde of aan een zeer onchristelijke haat. Men kon in hem een bevrijder zien van allerlei belemmerende traditionele onwaarheid en ook een van de bekrompenste reactionairen die ooit de pen hebben gevoerd. Men kon het over alles wat Dostojewski betreft oneens zijn, behalve over het feit dat hij door veel 'lijden' was heengegaan, omdat hij een griezelige kennis bezit van de manieren waarop mensen met onlustgevoelens omgaan.
Nu wil ik niet beweren dat het verschijnen van Dostojewski's verzameld werk in Nederlandse vertaling met één slag een einde
| |
| |
zal maken aan deze meningsverschillen. Sommigen zullen hem blijven zien als een Messias met een Boodschap voor onze tijd. Anderen zullen hem als een rampzalige gek blijven beschouwen, al dan niet geniaal. Ik wil alleen vaststellen dat de geïnteresseerde lezer zich voortaan gemakkelijker een eigen mening kan vormen over de verwarrende persoonlijkheid van deze auteur.
Men kan al een deel van de tegenstrijdigheden opruimen als men inziet dat er een breuk in het leven van Dostojewski is geweest die zich enige jaren na zijn terugkeer uit Siberië moet hebben voorgedaan. Zoals men weet behoorde de in 1821 geboren schrijver in zijn jeugd tot een radicale groep van liberaal en socialistisch gezinde intellectuelen. Onder het politieregime van Nicolaas i werd deze groep opgerold. In 1849 werd Dostojewski gearresteerd, ter dood veroordeeld, op het laatste moment begenadigd en tot vier jaar gevangenis in Siberië veroordeeld. Na zijn straf te hebben uitgezeten werd hij niet vrijgelaten, maar ingelijfd bij een lijnregiment en eerst in 1859 kwam hij uit Siberië in St. Petersburg terug.
Nu is het mogelijk, en zelfs waarschijnlijk, dat Dostojewski als 'een ander mens' uit zijn ballingschap is teruggekomen. In zijn literaire produktie maakte zijn verblijf in de strafkolonie van Omsk aanvankelijk geen aanwijsbaar verschil. Een van zijn eerste publikaties na zijn terugkeer was de 'humoristische' roman Het landgoed Stepantsjikowo, waarin de lezer zeer nadrukkelijk voor sombere conclusies gespaard blijft. Maar ook in zijn uiteraard minder rooskleurige Aantekeningen uit het dodenhuis, waarin hij rapport uitbracht van zijn gevangeniservaringen, blijft Dostojewski de weldenkende, progressief gezinde auteur die hij ook vóór zijn verbanning was. Hij had het uitgehouden in het 'dodenhuis' als een geïsoleerde intellectueel uit een hogere klasse te midden van dieven en moordenaars, die vooral minachting voor hem hadden doordat hij zich had vastgeklampt aan de gedachte dat zijn straf van beperkte duur zou zijn. De vrijheid borg voor zijn gevoel alle mogelijkheden in zich. Aantekeningen uit het dodenhuis is een gedocumenteerde aanklacht tegen het levend begraven houden van mensen en van mentaliteit dus het getuigenis van een liberaal, van iemand wiens positiviteit is gelegen in de vrijheid en in de verbeterbaarheid van de maatschappij.
| |
| |
Deze Aantekeningen dateren uit 1861 en 1862. Maar twee jaar later, in 1864, verschijnen van Dostojewski's hand notities van een geheel ander karakter: Memoires uit het souterrain. Hier is een man aan het woord die men alleen maar het tegendeel van 'weldenkend' kan noemen, een man voor wie de vrijheid niets betekent en die zich dan ook vrijwillig levend begraven heeft in zijn kelder. De schrijver van deze memoires heeft met alle morele waarden afgerekend, hij spot met alle idealistische gevoelens. Wat hem betreft kan de wereld vergaan, als hij zijn kopje thee maar krijgt.
Nu moet men niet menen dat Dostojewski vanuit zijn mensenkennis in dit boek een schets heeft ontworpen van zijn eigen tegendeel, dat de gefrustreerde figuur die in het souterrain zijn wraak over de mensheid zit uit te broeden, met morele bedoelingen is gecreëerd om te waarschuwen tegen een mensentype waarvan hij alleen de mogelijkheid is gaan veronderstellen. Deze nihilist-uit-rancune is geen romantische afsplitsing van een romancier die nu eenmaal allerlei menselijke mogelijkheden omvat. Het accent van eigen ervaring is onmiskenbaar en de souterrainmens is trouwens voortaan een constante aanwezigheid in Dostojewski's werk. Het is waar dat hij tegen dit type heeft willen waarschuwen, zoals hij in zijn voorwoord beweert, omdat hij het afschuwelijk en gevaarlijk vond. Maar hij wist ook dat hij het zelf was.
Tussen het Dodenhuis en het Souterrain heeft zich in Dostojewski een breuk voorgedaan, die men kan zien als een crisis van het positivistische optimisme van zijn tijd. Wordt het 'lijden' van de mensheid goedgemaakt door een in uitzicht gesteld geluk? Dat was zijn illusie in de gevangenis geweest en toen het geluk na enige jaren van vrijheid uitbleef, antwoordde hij: nee. De vrijlating van de lijfeigenen die omstreeks deze tijd plaatshad (door toedoen van de liberale tsaar Alexander II) versterkte hem in die opvatting. Alle progressiviteit was in zijn ogen een zinsbegoocheling waarmee de mensen hun fundamenteel ongeluk niet werkelijk kunnen verhelpen. Hij ging zijn eigen voormalige voorkeur voor 'westerse' ideeën zien als een oppervlakkige komedie. Door zijn verblijf in het dodenhuis had hij een les geleerd die hij nu pas bij zichzelf toeliet: dat medelijden en mensenliefde affec- | |
| |
taties zijn van de oppervlakte, maskers waarachter egoïsme en wreedheid zich verbergen.
Het nihilisme was in de Russische literatuur geen nieuwe zaak. In zijn Vaders en zonen had Toergenjew een gedeeltelijke nihilist getekend die met vele oude waarden had gebroken, maar die toch nog niet op het idee was gekomen om de moraal om te keren. Dat was de stap die Dostojewski deed. Zijn souterrain-mens trok de consequentie uit het atheïsme: hij plaatste zich aan 'gene zijde van goed en kwaad'. Zonder de goddelijke autoriteit en het geloof in de onsterfelijkheid is de moraal in Dostojewski's ogen onzinnig geworden. In Misdaad en straf (dat vroeger in navolging van Duitse vertalingen vooral bekend was als Schuld en boete) werkt hij het principe uit. Voor de superieure mens bestaat de moraal niet. Raskolnikow doodt de woekeraarster als een experiment met zichzelf: om na te gaan of hij tot het napoleontische type behoort voor wie de kleine-mensenregels niet gelden. De uitkomst is negatief, niet omdat de gedachte niet deugt, niet omdat Dostojewski, zoals wel is beweerd, wil aantonen dat men altijd zijn daden moet boeten omdat de goddelijke autoriteit bestaat, maar omdat Raskolnikow tegen de onderneming niet bleek opgewassen. Raskolnikow geeft zich aan omdat hij te zwak was en zijn enige berouw geldt die zwakte.
Dostojewski zocht intussen wel degelijk naar een verlossing uit het souterrain-nihilisme, dat hem als zijn meest eigen waarheid bleef kwellen. Maar in zijn romans blijven de verlossingsfiguren, Mysjkien uit De idioot en Aljosja uit Karamazow bleke alibi's vergeleken bij de Stawrogins en de Kirilows uit Boze geesten, (Demonen) en de Iwan Karamazows.
Men mag, lijkt mij, aannemen, dat de ondraaglijkheid van het bestaan het fundamentele besef was van de overgevoelige epilepticus Dostojewski. Aanvankelijk meende hij, onder invloed van hem omringende schrijvers en westerse lectuur, dat de 'vooruitgang' alles in orde zou maken, dat de liefde alle wonden zou helen. Na zijn terugkeer uit Siberië draaide zijn humanitair vertrouwen op de toekomst nog door, maar na enkele jaren stortte het ineen. Het had hem niet geholpen. Hij ziet in, dat het idealisme zelfbedrog is en van dat moment af haat hij de idealisten, de liberalen, de socialisten, het Westen. De wereld kan voor zijn part
| |
| |
vergaan, als hij zijn thee maar krijgt. En hij probeert uit die onmogelijke positie te komen door een krampachtig reactionair gekleurd geloof. Men had nooit aan de twijfel mogen beginnen. Alleen een herstel van de traditionele Russische religie kan het verderf tegengaan. De 'Russische God' kan de wereld redden. Voor het publiek gedraagt hij zich voortaan als een orthodoxe, fanatieke panslavist.
Men kan uit zijn geschiedenis de moraal trekken dat vooruitgangsidealen die te veel persoonlijke gekrenktheid moeten compenseren, waardeloos zijn en de neiging hebben uit elkaar te spatten.
| |
Boze geesten
Men kan zeggen dat Dostojewski's politieke roman Boze geesten, ook wel bekend als Demonen of De bezetenen, als strijdschrift tegen de Russische revolutionairen actueler is geworden dan toen het geschreven werd. In de jaren 1871-'72, toen Boze geesten verscheen, kon het gemakkelijker terzijde worden geschoven als een boosaardig reactionair pamflet dan tegenwoordig: Dostojewski beschrijft in dit boek hoe een handjevol revolutionair gezinde jongelieden een provinciestad in rep en roer kon brengen. Wij ondervinden nu dagelijks hoe hun nazaten de hele wereld aan een soortgelijke behandeling onderwerpen. Het is zeker mogelijk de buitenlandse politiek van Sowjet-Rusland onder het gezichtspunt van Dostojewski's Boze geesten te bekijken: de buitenlandse politiek, omdat door de eerste revolutionairen, die Dostojewski laat optreden, het binnenland nog als een vijandig, te veroveren buitenland werd behandeld.
Evenmin als Dostojewski dat heeft gedaan kan men op dit ogenblik de politieke actie van de roman losmaken van de gemoedsgesteldheid en de ideeën van de personages die die actie voeren of die er een gemakkelijke prooi van worden. De samenhang van zulke op het oog heterogene elementen als radicaal liberalisme, ongeloof, onbegrensde immoraliteit, tot zelfmoord voerende wanhoop en politieke gewelddadigheid wordt door de term 'nihilisme' waarmee men toen in Rusland al die dingen bedoelde, al gesuggereerd. Meer dan anderen die die term gebruik- | |
| |
ten heeft Dostojewski het verschijnsel als een persoonlijke ervaring beleefd. Hij heeft er jarenlang mee rondgetobd als met een lichamelijke kwaal die zich in telkens andere symptomen openbaarde.
Het nihilisme is naderhand door Nietzsche filosofisch en vooral historisch beter gesitueerd. Ook bij hem was het een eigen ervaring, maar hij heeft het verder als cultuurfilosoof, men kan zeggen als cultuurarts, bekeken en hij heeft daaraan een poging verbonden om een geneeswijze ervoor te vinden. Dostojewski is hem de baas in de psychologische diagnose van de kwaal, maar de geneeswijze die hij voorstelt is kenmerkend voor het simplistische denken van de patiënt. Hij wil gewoon terug naar de tijd voordat de ziekte begon, naar de 18de, liefst naar de 17de eeuw, toen God en de Tsaar nog stevig op hun tronen zaten. Men kan inderdaad vaststellen dat Dostojewski in de tijd dat hij Boze geesten schreef een reactionair was in optima forma. Die vaststelling echter levert geen voldoende grond om zijn beschrijving van het nihilisme als lasterlijk te diskrediteren zoals de moderne Sowjet-kritiek doet (b.v. W. Jermilow in zijn boek over Dostojewski). Het reactionaire antwoord op het nihilisme dat in deze roman gegeven wordt door de ongelukkige, verstarde Iwan Sjatow is hier immers één van de vele consequenties van het verschijnsel. Het religieuze standpunt van Sjatow wordt weliswaar niet bespot, zoals de meeste andere standpunten in dit boek, maar het wordt ook niet méér verheerlijkt dan het tot zelfmoord voerende atheïsme van Kirilow. De romanschrijver Dostojewski is 'objectiever' dan de privé persoon van die naam, die een innerlijk conflict terzijde moest stellen dat in de romancier intact kon blijven.
Daarom heeft het verband dat in Boze geesten gelegd wordt tussen het daarin veelvormig optredende nihilisme en het revolutionaire streven ondanks het parti pris van de schrijver zijn geldigheid behouden. Evenals de politieke methoden die in dit boek aan de orde worden gesteld, is de nihilistische achtergrond met de verdere uitgroei van het ongeloof actueler geworden dan hij een eeuw geleden geweest is. Boze geesten is een boek dat aan de orde blijft zowel om de politiek als om de filosofie ervan en dat door iedere generatie opnieuw aan de eigen ervaringen moet worden getoetst.
| |
| |
Evenals Le rouge et le noir van Stendhal en Les faux-monnayeurs van Gide is Boze geesten geschreven naar aanleiding van een gemengd bericht, al betrof dat in dit geval een nogal geruchtmakende zaak. De 22-jarige radicale anarchist Netsjajew die in 1869 in Moskou arriveerde, had zich uitgegeven voor de gevolmachtigde van een wijdvertakte internationale organisatie. Op 21 november van dat jaar werd de student Iwanow, die niet ten onrechte twijfel had uitgesproken aan het bestaan van die organisatie, door een vijftal revolutionairen onder leiding van deze Netsjajew vermoord. Driehonderd personen werden gearresteerd, velen werden veroordeeld tot een gevangenisstraf of verbanning, alleen Netsjajew slaagde erin naar het buitenland te ontkomen.
Dit nu is het voorval waaromheen Dostojewski zijn boek georganiseerd heeft. In Pjotr Stepanowitsj Werchowenski heeft hij de revolutionaire bandiet Netsjajew gekopieerd. Het is een van de levendigste, maar minst levende personages van het boek, omdat het van buiten werd benaderd. Pjotr Stepanowitsj is altijd in beweging, altijd aan het kletsen en intrigeren. Hij brengt voortdurend de voorschriften in toepassing die te vinden zijn in De catechismus van de revolutionair, een door Netsjajew samen met Bakoenin vervaardigde handleiding. Volgens dit geschrift eist de revolutie een volledige breuk met alle wetten, codes en morele geboden van de beschaafde wereld die totaal vernietigd moet worden. De revolutionair moet zich met een ijskoud hart in dienst stellen van dit doel, evenzeer bereid om te sterven als om te doden. Liberalen en radicalen moeten worden gecompromitteerd totdat zij zich in dienst stellen van de revolutie. In de meeste gevallen doen zij dat niet en moeten zij worden vernietigd. Het kwaad van de tegenwoordige maatschappij moet zoveel mogelijk worden vergroot, zodat het volk zijn geduld verliest. Door allerlei gewelddaden moet er onrust worden gezaaid om het gevoel ingang te doen vinden dat de bestaande orde wankelt. Geruchten moeten worden verspreid, de onderwereld moet worden ingeschakeld, de massa moet langzamerhand in een delirium van angst en fanatisme worden gebracht.
De schrijver heeft zijn Werchowenski volgens deze blauwdruk in elkaar gezet. Hij heeft een natuurkracht van hem gemaakt,
| |
| |
alleen nog maar gericht op ontwrichting en wandaden. Het socialisme waarvan de andere revolutionairen dromen heeft voor Werchowenski geen enkele betekenis meer. Hij is een revolutionair, maar misschien ook wel een politiespion. Het doel van politieke agitatie is bij hem volkomen verdwenen. Hij is een virtuoos van de agitatie zelf: intrige, chantage, denunciatie, provocatie, dat zijn de middelen waarmee hij te werk gaat op een koortsachtige, alles en iedereen verwarrende manier. Werchowenski is het prototype van de samenzweerder die de samenzwering beoefent als l'art pour l'art.
Niet zonder reden heeft Dostojewski deze Pjotr Stepanowitsj Werchowenski als zoon gegeven aan een ander belangrijk personage in het boek: Stepan Trofimowitsj Werchowenski, de op het Westen gerichte liberaal, aanhanger van de Franse revolutie en verheerlijker van wetenschap en kunst. Uit dit soort democratische idealisten, die Dostojewski zo goed gekend heeft omdat hij er zelf een was als lid van de Petrajewski-kring, is, suggereert de schrijver, de revolutionaire bandiet rechtstreeks voortgekomen. Deze Werchowenski sr. is een van de best geslaagde figuren uit het boek. Hij is wel opgezet als een karikatuur, Dostojewski beijvert zich hem zo belachelijk mogelijk te maken als een holle zwetser, als een met Franse zinnen om zich heen strooiende, gemakzuchtige klaploper, maar vooral door het contrast met de spijkerharde jonge generatie krijgt de idealistische Stepan Trofimowitsj voor de schrijver langzamerhand zoveel dierbaars, dat hij eindigt als één van de waardigste figuren van het boek. Dostojewski haat het liberalisme, het maakt hem nijdig, maar hij capituleert voor sommige liberalen. Voor de quasi-geleerde Stepan Trofimowitsj reserveert hij ook de innigste, ontroerendste liefdesverhouding van het boek. Twintig jaar lang houden de autocratische grondbezitster Warwara Petrowna en haar protégé Stepan Trofimowitsj van elkaar zonder het elkaar te zeggen. Zij kibbelen altijd, beleven alle conflicten die uit een verhouding van afhankelijkheid en despotisme kunnen voortvloeien, maar pas als de eeuwige profiteur een absurde poging tot zelfstandigheid heeft gedaan en op sterven ligt, worden de beslissende woorden gesproken.
Het politieke gedeelte van Boze geesten kan men zien als een
| |
| |
ellips met als brandpunten beide Werchowenski's: de liberaal van 1840 en de nihilist van 1870. Bij de eerste hoort een groep personages die geïnteresseerd zijn in verlichte denkbeelden zonder er direct deel aan te hebben: de provinciale gouverneur Von Lembke die de toekomstige veranderingen wel wil aanvaarden als de tijden er rijp voor zijn, zijn vrouw Joelia Michajlowna die gefascineerd is door de jonge Werchowenski en die overtuigd is dat zij conservatieven, liberalen en nihilisten wel kan verzoenen op genoeglijke soirees en de schrijver Karmazinow, een geheel verwesterde liberaal en atheïst die voorzichtig en slim met de jonge nihilisten aanpapt. Met deze Karmazinow heeft Dostojewski Toergenjew willen portretteren en belachelijk maken en de schrijver van Vaders en zonen is in de ijdele, precieuze beroemdheid Karmazinow zeker wel herkenbaar, maar door te veel haat en afgunst al te grof vertekend.
De figuur van Toergenjew trouwens is ook buiten deze karikatuur in Dostojewski's roman voortdurend aanwezig. Het boek is ten dele een dialoog met deze beroemdere collega, die in Vaders en zonen van de nihilist Bazarow een sympathieke figuur had gemaakt. Dostojewski wilde nu de nihilist in zijn ware gedaante laten zien. Werchowenski jr. is zijn antwoord op de z.i. onware Bazarow van Toergenjew. Bazarow's geestelijke vader wordt aan de kaak gesteld als een dubbelhartige figuur, als wegloper die in het buitenland was gaan wonen en die Rusland had verraden, als rijke profiteur die bereid was ook zijn liberalisme voor een appel en een ei te verkopen en die dus zelfs in al zijn gearriveerdheid de mindere was van de raté Stepan Trofimowitsj die voor zijn liberale en esthetische waarden tenminste nog in het krijt trad. Het is misschien ook niet toevallig dat Stepan Trofimowitsj' beschermvrouwe Warwara Petrowna genoemd is, de werkelijke naam van Toergenjew's moeder die ook een heerszuchtige grootgrondbezitster was. Dostojewski had kort tevoren in Baden Baden met Toergenjew gekibbeld, hij had geld van hem geleend dat hij niet kon terugbetalen, hij had van hun twistgesprek een memorandum vervaardigd voor de officiële archieven. Toergenjew, die zo geaffecteerd sprak voor zijn gevoel, zat hem heel hoog en al is de figuur Karmazinow een onbillijke charge en een miskenning van Toergenjew's karakter, Boze geesten als
| |
| |
geheel ontleent veel aan Dostojewski's intentie de andere schrijver te antwoorden en te overtroeven.
De revolutionaire figuren rondom Werchowenski jr. zijn de eigenlijke bezetenen, de door de boze geesten in bezit genomen kleinburgers. Naast ronduit verachtelijke lieden als Lipoetin en Ljamsjin heeft de schrijver enkele goedwillende revolutionairen gesteld zoals Wirginski, die wel deelneemt aan de moord op Sjatow, maar die intussen aldoor mompelt dat dit helemaal verkeerd is en zijn zwager Sjigalew, de theoreticus van de maatschappij die na de revolutie zal moeten ontstaan. Sjigalew heeft in een uitvoerig geschrift uiteengezet dat de onbeperkte vrijheid alleen maar kan leiden tot de onbeperkte dictatuur. De vrijheid kan in zijn systeem slechts worden gehandhaafd voor één tiende van de mensheid die het onbeperkte beschikkingsrecht moet krijgen over de rest. Alleen op die manier is z.i. het aardse paradijs bestaanbaar. Sjigalew is de enige van de samenzweerders die niet meedoet aan de moord op Sjatow, niet omdat hij er morele bezwaren tegen heeft, maar omdat hij beredeneert dat die daad geen enkel nut kan hebben voor de revolutie.
Het filosofische of religieuze deel van deze roman heeft één middelpunt: Stawrogin. Hij staat vrijwel los van de politieke actie in het boek. De jonge Werchowenski heeft hem weliswaar de rol van een passieve leider en volksafgod toegedacht voor zijn revolutie, omdat de aristocraat Stawrogin zonder iets te doen geadoreerd en gerespecteerd wordt, maar hijzelf voelt absoluut niets voor de functie. Stawrogin heeft vage verbindingen met de revolutionairen, zoals hij ook vage relaties met de overheid heeft. Hij heeft dezelfde dubbelzinnigheid die de jonge Werchowenski kenmerkt, wiens spirituele projectie hij is, maar de politiek interesseert hem niet, de intrige niet, de macht niet: hij is volkomen geabsorbeerd door zijn eigen probleem en dat is het nihilisme.
Dostojewski heeft Stawrogin een eigen bijbeltekst meegegeven: 'Zo dan, omdat gij lauw zijt en noch koud noch heet, ik zal u uit mijnen mond spuwen' (Openb. 3, 16). Zijn nihilisme is dat van de onverschilligheid, van het onvermogen om iets te voelen, van de onlust die alles stilzet. Hij gelooft niets, hij hoopt niets en hij heeft niemand lief. Hij is een Russische Don Juan die de leegheid van zijn bestaan probeert te vullen met erotische genie- | |
| |
tingen, met de bevrediging van begeerten zonder liefde. Hij is eerder een losbandige figuur dan een wellusteling. Uit landerigheid of om een weddenschap heeft hij in het geheim een huwelijk gesloten met een manke, zwakzinnige vrouw. Al zijn daden zijn uitdagingen aan het leven, aan de God in wie hij niet gelooft, zijn zonden lijken het uitlokken van een straf die uitblijft.
Stawrogin heeft twee vleugeladjudanten, die in de handeling van de roman niet veel met hem te maken hebben, maar die de indruk wekken ondergronds met hem verbonden te zijn: Sjatow en Kirilow. Zij zijn de hete en koude varianten van het nihilisme, waarvan hij de lauwe vertegenwoordiger is. Sjatow heeft evenals Dostojewski zelf de democratische en progressieve denkbeelden de rag toegekeerd. Hij wordt beheerst door de wil om te geloven, om orthodox te zijn. Kirilow is de koude, die het atheïsme onontkoombaar maar onmogelijk vindt. De mens, zoals hij nu is, kan volgens Kirilow niet leven in een wereld zonder God. Dit is één van de redenen van zijn zelfmoord. Een andere is dat de mens door zelf zijn leven te beëindigen zijn wil soeverein maakt en de plaats van God inneemt. Om voor de toekomstige mensen het leven zonder de oude God mogelijk te maken, meent Kirilow, moet hij deze daad stellen, die dus geen gewone zelfmoord is, maar de zelf kruisiging van een atheïstische Jezus. Stawrogin zelf vindt in zijn lauwheid nog genoeg van deze kou om op een overeenkomstige manier te eindigen.
Dit klinkt allemaal nogal somber en Stawrogin die met zijn twee alter ego's de nihilistische basis van het boek vormt, is dan ook een uiterst sombere creatie. Toch is Boze geesten grotendeels in de toonaard van de klucht geschreven. Dostojewski heeft vooral het belachelijke, het tomeloos krankzinnige van de nihilistische samenzweerders willen laten zien en aan brave liberalen als Toergenjew de chaotische consequenties van hun braafheid willen voorhouden. Voor de lezer van vandaag is daarbij fascinerend dat de wanhoop van de Stawrogins en de zwendel van de Werchowenski's de wereld zijn gaan beheersen. Dostojewski heeft de geboorte laten zien van een politiek systeem waarin het verband tussen daden en resultaten verbroken is. Misdaden, zoals de moord op Trotzki, worden gepleegd met een beroep op een ideaal dat in de nevels verdwenen, 'genihiliseerd' is.
| |
| |
De heer Chroesjtsjew, die sommigen als een heraut van de vrede willen zien, lijkt veel meer op een van Dostojewski's bezeten paljassen en samenzweerders, die alle conflicten willen uitbuiten en alle kwaad vergroten. De ontgoocheling van de communisten en hun meelopers bij de ontluistering van Stalin na diens dood is net zo iets als de schrik en de ontnuchtering die Dostojewski zijn groepje revolutionairen laat beleven als zij plotseling beseffen dat hun idealen tot niets anders hebben geleid dan tot de liederlijke moord op Sjatow.
Dostojewski's analyse van het revolutionair sentiment is eenzijdig en onvolledig. Het heeft nog andere wortels dan nihilistische. Maar zijn these dat humanitaire bedoelingen verdampen als de leer en de discipline zich van de mensen meester maken, wordt nog dagelijks bevestigd.
|
|