uitgegroeid en volwassen geworden, maar de logica van deze kritiek brengt mee dat hij zelf niet kleinhartig is tegenover de mensen met de kleine harten. Zijn schurken komen er genadig af, zijn heiligen en helden hebben hun zwakke kanten. Zijn kritiek op misstanden is scherp, maar niet bitter, zijn waardering van goedheid en schoonheid niet zonder voorbehoud.
Forster is een scepticus die partij kiest - de partij van de verdrukten, hij is maatschappelijk progressief - en een partijganger die zich niet laat verblinden of meeslepen. Hij is beschikbaar voor iedere goede zaak, maar in laatste instantie een individualist, die zijn ziel niet verkoopt.
Een dergelijke synthese is altijd een labiel evenwicht. Zij is niet produktief. Forster publiceerde slechts vijf romans en de laatste dateert van 1924; sindsdien is de actie door wijsheid geneutraliseerd. Zij zijn niet populair, behalve de laatste, A passage to India, die niet zijn beste is. Want, zoals zijn vruchtbaarheid door de twee tegenstrijdige elementen geblokkeerd werd, zo lijken zijn boeken zelf ook in hun doeltreffendheid geblokkeerd. De lezer aanvaardt wel een tendens maar niet een die tegelijkertijd wordt gerelativeerd, hij wil zich wel naar de strekkingloze schoonheid van een vergezicht laten leiden, maar niet door iemand met moralistische bedoelingen. Wat Forster het meest ontwapende, was tevens een van zijn beste kwaliteiten: zijn ironie.
Forster's ironie is het steeds aanwezige teken van de gecontroleerdheid van zijn hartstocht. Zijn ironie is zo 'droog' en verweven in zijn dictie, dat zij voor velen die hem 'saai' vinden onmerkbaar is. Zij is zo tegengesteld aan de humor, die tot niets verplicht, dat zij, indien merkbaar, aanstoot geeft. Zij is oneerbiedig waar het onontwikkelde hart een conventionele houding verlangt. Zij veronderstelt waarden die zij zelf niet ontziet. Het is een ironie die aanwezig is zowel in de taal als in de situaties, zowel in de personen als in de 'boodschap' of de filosofie die hij verkondigt.
A passage to India, niet zo volmaakt als Howards End, dat van 1910 dateert, is toch een voortreffelijk en reeds klassiek boek, waarin Forster's kwaliteiten geheel tot hun recht komen.
Het is een roman over India en over de verhouding van de Engelse heersers tot de Indiërs. Het is een ontleding van de kolo-