waardig. Het vrolijke kinderlijk-egocentrische van het begin vormde een mooi kontrast met het doelbewuste en standvastige van het slot en ook de grotendeels zwijgende scène waarin Nora haar grote ontgoocheling over haar man beleeft gaf deze actrice met een sterke suggestiviteit. Wat niet voldoende tot uiting kwam, was die innerlijke wildheid die alle maatschappelijke banden verbreekt, die tot de motivering van haar persoonlijke bevrijding behoort. Ook het symbool hiervan, de tarantella, was te zwak aangeduid.
Haar echtgenoot, de despotische, maar kleinhartige Torvald Helmer werd voortreffelijk uitgebeeld door Gijsbert Tersteeg. Ibsen heeft deze oppervlakkig-brave, zelfingenomen figuur, die niet eens een echte huichelaar is, met een scherp en subtiel venijn getekend en Gijsbert Tersteeg heeft hem zó, in al zijn antipathieke bonhomie, gespeeld.
Een indrukwekkende typering gaf Cees Laseur van de sombere en fascinerende dokter Rank, die als een symbool van erfelijke belasting en dood door dit stuk waart en die er eigenlijk de raisonneur van zou moeten zijn. Hij blijft echter onbekend met de actie van het stuk, omdat hij op een ongelegen moment zijn geheime liefde voor Nora aan haar openbaart. Er zit een sombere humor in deze Nietzscheaans denkende figuur (zonder invloed van Nietzsche overigens) en Laseur gaf hem het mysterieuze tintje dat hij nodig heeft.
Mevrouw Linde en Nils Krogstad, het tweede paar van het stuk, dat er een belangrijke functie in heeft als kontrast met het echtpaar Helmer en bij de ontwikkeling van de intrige, werden ietwat konventioneel als de lieve vrouw en de boosaardige man gespeeld door Enny Meunier en Jan van der Linden. Maar deze figuren zijn door de schrijver dan ook te globaal en zelfs met willekeur behandeld.
Het decor van Friso Wiegersma had ten volle de met bric-à-brac overladen stoffigheid van ± 1870 en zijn kostuums vertoonden al de charme van die tijd.
Ondanks de sfeer van dufheid en somberheid die bij Ibsen hoort, was dit een interessante en voortdurend boeiende voor-