Ostrowski, Het Woud
In Het Woud van Alexander Nikolajewitsj Ostrowski (1823-1886) vindt men een schildering van een burgerlijk aristocratische samenleving die wordt gewogen en te licht bevonden. Ostrowski brengt een aantal grondbezitters en kooplieden ten tonele, wier waarden meetbaar worden en verschrompelen doordat hij twee toneelspelers op hen loslaat, vertegenwoordigers dus van een schijn die ‘echter’ kan worden dan de ‘komedie’ der aristocraten.
Deze aristocraten zijn trouwens halve barbaren. Zij kombineren het kinderlijke van een geringe beschaving met het rauwe van een enorme vitaliteit. Zonder een zeker realisme geweld aan te doen kon Ostrowski ze daarom tekenen als morele karikaturen op een ijskoud-spottende manier die aan Molière doet denken. Het zwaartepunt van zijn stuk ligt echter niet zozeer in de moraal-kritiek (die men bij Gogol zoveel beter vindt) als juist in zijn behandeling van het positieve element: de toneelspelers.
Ostrowski is in de eerste plaats een toneelkenner, een schrijver die het theater-effect beheerst, maar die zich overigens over de karakters van toneelspelers ook geen grote illusies maakt. Zijn introductie van de acteurs heeft al dadelijk een onvergetelijk pathos: midden in Rusland, bij een wegwijzer, komen de tragische en de komische acteur elkaar tegen.
Donkisjotow (die werkelijk een soort van Don Quichote is), de speler van tragische heldenrollen, is onderweg van Astrakan naar Pskow; Fortunatow, de komische acteur en pechvogel, is onderweg van Pskow naar Astrakan. Zij zijn beiden berooide