brengen is uitzonderlijk groot. Er was dan ook veel in deze voorstelling dat bewondering afdwong om de helderheid en de eenvoud van het effect dat hij met zorgvuldige, maar vaak ook ingewikkelde clownerieën bereikte.
Maar wat in het begin van de voorstelling een onvermengd plezier was werd langzamerhand overdaad. Erik Vos is zelf ook de knecht van twee meesters: van het talent en van de mateloosheid. De meester die zich weet te beperken ontbrak in deze vertoning. Daardoor raakte het tempo al heel gauw zoek. Daardoor werd een in aanleg sublieme voorstelling hier en daar vervelend, zoals alles wat te veel nadruk krijgt en te veel herhaald wordt.
Dat neemt niet weg dat een aantal spelers onder deze regie tot zeer opmerkelijke prestaties zijn gekomen. In de eerste plaats Peter van der Linden als Truffaldino, de knecht van de twee meesters. Hij is niet alleen een prachtige clown met zijn levendige en lenige plastiek, maar zijn komische expressiviteit bleek aanzienlijk te zijn toegenomen door een versobering in gebaar en in dictie die nu een maximale werking hebben gekregen.
Bijzonder grappig waren ook de pinnige Pantalone van Paul van Gorcum en de pompeuze Dottore van Cees Pijpers. De Smeraldina van Maria Verheyden was zo schalks als men verlangen mocht. Mart Gevers was een waardige Beatrice en Diana Dobbelman een gevoelige Clarice, het meisje dat hartstochtelijk bemind wordt door de ietwat potsierlijk gehouden Silvio van Herman Vinck. Joop van der Donk was een tamelijk saaie Florindo en Jan Juray een al te veel uit tics opgebouwde Brighella. Maar Henk Votel en Willem Wagter vormden een bijzonder fraai bediendenpaar van contrasterende lengte.
Wim Vesseur had een decor geconstrueerd uit schermpjes en gordijntjes op een plankiertje, zoals we dat ook van de Milanezen gezien hebben. Leontien van Beurden had de mooie kostuums ontworpen.
(1963)