hoe de Fransen hun Racine met Shakespeare kunnen vergelijken die zij soms zelfs zijn mindere vinden. Iemand als André Gide die toegeeft dat de personages van Racine ophouden te bestaan als het doek zakt, terwijl de figuren van Shakespeare hun leven buiten het toneel voortzetten, vindt die beperking tot een exact kader juist iets bewonderenswaardigs in zijn landgenoot. De Franse bewondering voor Racine lijkt vaak een soort van genade die alleen de ingewijden in een bepaalde cultus ontvangen hebben.
Het prettige van de vrijwel volmaakte voorstelling die het gezelschap van Marie Bell van Bérénice heeft gegeven was voor mij o.a. dat die bewondering iets begrijpelijker is geworden. Racine is veelal het monopolie van de Comédie Française, die naar de mode van het moment in heftig gescandeerde verzen declameert af zo realistisch mogelijk over verzen en rijmen heen spreekt, zodat de tekst de indruk maakt van een misvormd soort proza, terwijl de spelers uit angst voor een statische declamatie de beweeglijkheid aan de dag leggen van een Amerikaanse gangsterfilm.
Het gezelschap van Marie Bell nu is onder regie van Jean-Louis Barrault teruggekeerd maar een strenge, klassieke vorm: een statige, symmetrische mise-en-scène en een dictie die de verzen intact laat. Maar deze ‘ouderwetse’ vorm werd gecombineerd met een sterke, ‘moderne’ emotionaliteit die nergens de grens van de retoriek overschreed. En zo kreeg Bérénice de werking van een symfonie. Dit elegische treurspel over de Romeinse keizer Titus die zijn plicht stelt boven zijn liefde en van koningin Bérénice die haar liefde stelt boven haar belang had ook in deze strakke regie een zekere dramatische werking. De fraai geformuleerde tirades zijn niet alleen maar lyriek, zij zijn dialoog, omdat zij telkens tot een bepaalde persoon gericht zijn.
Titus en Bérénice die elkaar liefhebben en Antiochus die Bérénice liefheeft moeten alle drie afstand doen van hun hoop en dit voltrekt zich doordat zij om de beurt alleen met hun vertrouwelingen, paarsgewijs in verschillende combinaties en ten slotte met hun drieën in alexandrijnen uitzeggen wat hen beweegt. En dan blijkt dat deze op het eerste gezicht starre vers-