Vergeet het maar. Adam en Eva droegen in deze Vlaamse versie lange witte gewaden en na hun ‘val’ groezelige groene pakjes. Dat alleen de bedrijven 4 en 5 dramatisch iets betekenen, een ‘werking’ hebben op het toneel, mag men de Vlaamse spelers niet verwijten. Zij hebben ook op de eerste drie bedrijven hun best gedaan, al waren zij niet allemaal volmaakte verzenzeggers.
Vondel heeft drie stukken geschreven over de oorsprong van het kwaad in deze wereld. In Lucifer is er opstand in de hemel, waaruit de muitende engelen, voortaan duivelen geheten, gebannen worden. Zij behalen hun eerste overwinning in Adam in Ballingschap door de eerste mensen te verleiden tot het overtreden van Gods wet. In Noah wordt vrijwel het gehele menselijke geslacht, dat volgens de duivelse toeleg de wetten opnieuw overtreden heeft, verdelgd. Maar tegenover het kwaad stelt Vondel telkens een voorafschaduwing van de komende genade.
Dit is, in hoofdlijnen, het gebouw dat Vondel in deze trilogie probeerde op te trekken. In dramatische zin vormen deze stukken een anticlimax. Lucifer is het sterkste. Adam in Ballingschap dat Vondel schreef toen hij 77 jaar was is ten dele ondramatisch, maar in dat ondramatische deel toch nog vol lyrische bekoorlijkheden. Noah, vrucht van zijn tachtigste jaar, is zwak in meer dan één opzicht.
Adam in Ballingschap is een mengsel van leerstelligheid, naïeveteit en barokke verbeelding. Die drie elementen zijn in de regie van Jo Dua en in de decors en kostuums van Harry Wich goed tot hun recht gekomen. Senne Rouffaer was een technisch zeer vaardige, lyrische, naar het weke neigende Adam. Vera Veroft had als Eva een moeilijke strijd te voeren met de alexandrijnen. Van de andere spelers was Jeanne Geldof als Belial, die Eva verleidt in de gedaante van de slang, verreweg de beste. Weliswaar gaf haar rol haar de beste speelkansen, maar zij muntte ook uit in het moeilijke ambacht van het verzenzeggen.
(1965)