der’ een voorbeeld heeft gesteld voor allen die zich aan het wettig gezag vergrijpen, waarbij hij in het bijzonder Cromwell of Wallenstein op het oog kan hebben gehad. In 1654, toen Vondel de Lucifer schreef, is een gedachte aan de Vader des Vaderlands zelfs niet uitgesloten, omdat de dichter een Roomse ijveraar was geworden, die zich niet ontzag zijn treurspel op te dragen aan de Duitse keizer Ferdinand III, de grote voorman van de contrareformatie. Het is alsof Vondel het betreurt dat de Nederlanden bij de vrede van Munster aan het oppergezag van deze landheer onttrokken waren.
Men krijgt dan ook de indruk dat de protesten van de Amsterdamse kerkeraad tegen ‘Luisevaers treurspel’, die op theologische gronden berustten, ook door een gevoel van politiek onbehagen waren beïnvloed. Hier sprak immers een extreme minderheidsopinie, een ‘reactionair’, zou men kunnen zeggen, die tegen de tijd oproeide.
Wat dit merkwaardige toneelwerk na drie eeuwen nog opvoerbaar maakt, is zeker niet deze theologische en politieke achtergrond, maar twee andere dingen: in de eerste plaats Vondels meesterschap over de taal, de barokke pracht van zijn alexandrijnen en de vervoerende lyriek van zijn reien, die op zichzelf een toneel al kunnen vullen; in de tweede plaats zijn respectabele, onwrikbare persoonlijkheid die, lijkt het, in zijn sympathieke schildering van Lucifer iets heeft geopenbaard van een door hem zelf gevoelde verleiding door ‘nijd en staatzucht’ waaraan hij weerstand heeft geboden juist met die hartstochtelijke verering van de hiërarchie.
Johan de Meester heeft de geest van dit stuk treffend belichaamd in een italianiserende barok: een weidse pracht van engelenkostuums tegen een gestileerde sterrenhemel op een speelplan van een eenvoudig plateau met enkele treden dat ruimte voor symmetrische formaties en bewegingen bood. Johan Schmitz was een indrukwekkende Lucifer. Hij is een prachtig zegger van het Vondeliaanse vers en zijn uitbeelding van de tragische aartsengel was majestueus en hartstochtelijk bewogen.
Een hoogtepunt was zijn scène met de voor inkeer pleitende