De eend op zolder
(1970)–H.A. Gomperts– Auteursrechtelijk beschermdVondel, Gysbreght van AemstelMen kan de Gysbreght spelen als een declamatiewedstrijd, als een mysterie-spel, als een expressionistische revue, als een reeks historische tableaux en nog op vele andere manieren. Men kan 17de-eeuwse kostuums gebruiken, zoals in Vondels tijd gewoonte was (en men benadert dan het meest de voorstellingswereld van de dichter, zijn barokke combinatie van lokaal epos, huiselijke idylle, monumentale reien en de wonderbaarlijke verschijning van aartsengel Rafaël) en men kan de spelers middeleeuwse pakjes aantrekken uit Gysbreghts eigen dertiende eeuw (maar dan komen de historische fouten van het stuk aan de orde dat in zijn feitelijke grondslag een en al anachronisme is). Een bevredigende oplossing is er niet. Een 17de-eeuwse, barokke vormgeving zou een kunstmatige, dooie vertoning opleveren, hoogstens interessant voor Vondelkenners. Een streng historische interpretatie die de Amsterdamse nasleep van de moord op Floris V in beeld bracht zou eigenlijk tot ingrijpende tekstwijzigingen moeten leiden, hetgeen ook niet als een bevredigende manier van het opvoeren van een Vondeldrama kan worden beschouwd. | |
[pagina 144]
| |
Men kan evenmin zeggen dat deze historische mogelijkheden bijzaak zijn omdat het alleen om de tragedie gaat. Want er is geen tragedie. De Gysbreght is een episch gedicht in Vergiliaanse trant, een 17de-eeuwse brand van Troje, waarin Troje Amsterdam heet, maar een innerlijk conflict, een tijdeloos tragisch gegeven ontbreekt. De stof bood er echter ruimschoots gelegenheid toe. Men weet wat Shakespeare met zijn konings-moordenaars uitrichtte. Maar Gysbreght is geen schurkachtige Richard III, geen Hendrik IV, geen Macbeth, geen edele Brutus. Hij is een brave borst die de moord op de graaf al in het begin van het eerste bedrijf uit zijn hoofd zet. Vondel schreef een gelegenheidsspel voor de opening van de Amsterdamse schouwburg en ontweek alles wat er een tragedie van zou kunnen maken, dus ook iedere psychologische waarheid. Wij zitten aan die Gysbreght vast door de traditie. Gelukkig, want zóveel tradities hebben wij niet dat wij deze zouden willen missen.Ga naar voetnoot* Gelukkig ook omdat Vondels gedicht zulke weergaloze verzen bevat dat wij ons over de gebreken van het toneelstuk waarin zij voorkomen niet al te zeer behoeven te verontrusten. Maar dat de vormgeving van dit ons dierbare epos, dat niet plaatsbaar is in de 17de eeuw, niet in de 13de eeuw en niet in onze rijd, bijzondere moeilijkheden biedt, lijkt mij buiten kijf. Johan de Meester heeft een zeer persoonlijk compromis gekozen. Een middeleeuwse kostumering en verder een zeer eenvoudige, moderne enscènering waaruit alle franje, alle overbodigheden geweerd waren. Dit had het nadeel dat de oorlog en de brand, die hier toch belangrijk zijn, onwezenlijk ver af waren. Men kan met krijgsrumoer, trompetgeschal, vuurgloed, gekletter van wapenrustingen e.d. gemakkelijk een overlading krijgen die afleidt van de tekst. Maar een enkele aanduiding van deze achtergrond was m.i. pregnant genoeg geweest. Een volledig weglaten ervan, zoals De Meester deed, maakte alles minder geloofwaardig. Ik geloof dat men beter zonder zicht- | |
[pagina 145]
| |
baar decor kan spelen (zelfs zonder dit sobere, het metselwerk van muren suggererende decor van Nicolaas Wijnberg) dan zonder een geluidsdecor van een enkele fanfare of tromgeroffel, geluiden die immers in hetzelfde gebied thuishoren als het gesproken woord, dat spookachtig klinkt in een geluidloze oorlog. Tegenover dit nadeel stonden de voordelen van de concentratie op het gesproken vers en de intensiteit van het spel, vooral van Han Bentz van den Berg als Gysbreght en van Ank van der Moer als Badeloch. De gevoelslading van het stuk bereikt haar hoogtepunt in het motief van de echtelijke liefde en die kwam vooral in het laatste bedrijf, in Badelochs verzet tegen de scheiding op aangrijpende wijze tot haar recht. Een nadeel van dit menselijk-emotionele spel dat alle theatraliteit vermeed was dat Bentz van den Berg voor mijn gevoel niet helemaal de allure had van de epische held. De winst aan moderniteit was een verlies aan barokke monumentaliteit. De poëzie kwam het beste tot haar recht in de vertolking van de bode door Ton Lutz die het meest overtuigend de superioriteit van een geladen eenvoud boven een romantische overdaad demonstreerde. Ook de rei van Edelinghen werd in Lutz' indringend-simpele dictie het indrukwekkendst. Trouwens Ellen Vogel in de rei van Amsterdamse Maegden en Louis van Gasteren in de rei van Burghzaten zegden hun verzen eveneens met gevoelige soberheid. Lous Hensen in de rei van Klaerissen daarentegen gaf te veel toe aan de verleiding om te galmen. (1954) |
|