Amsterdamse dominee, maar de andere spelers bleven bepaald beneden de maat.
Ik heb mij soms verwonderd over de tekstbewerking van de regisseur. Het recht op bekortingen zou ik hem niet willen ontzeggen, maar het lijkt mij onjuist dat hij ook verlengingen heeft aangebracht. Zo is de laatste scène vóór de pauze, waarin iedereen knielt voor de goudmaker, voor zover ik kon nagaan, een eigen vinding van de heer Tiemeyer. Ik heb zelfs geen bezwaar tegen eigen vindingen, als zij goed zijn. Maar deze was slecht.
Van de vele aangebrachte veranderingen betreurde ik ook (om enkele voorbeelden te geven) dat het eerste deel van het laatste bedrijf dat bij Jonson op straat speelt naar binnenshuis was verlegd en dat het even stormachtige als schurkachtige huwelijk van de huisbaas verdonkeremaand werd, waardoor het hele slot verwaterde.
De regie die een loffelijk tempo bereikt had was niet altijd tegen de verwarringen van sommige massale scènes opgewassen. Een storende fout was het dat de jeugdige tabaksverkoper gespeeld werd als een oude heer met een kaal hoofd, terwijl de toespeling op zijn baardeloze jeugd gehandhaafd was.
Ondanks deze bezwaren had ik toch steeds het gevoel een voorstelling bij te wonen die de moeite van het aanzien waard was, omdat er een grote poging werd gedaan om met de sleur te breken. Het is niet oneervol het doel te missen, als men hoog heeft gemikt.
(1953)