De eend op zolder
(1970)–H.A. Gomperts– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 131]
| |
het laatste van deze imposante onderneming, Henry VIII, dat tevens als ‘sluitstuk’ van des schrijvers oeuvre te boek staat, is het gezelschap het Kanaal overgestoken om er o.a. in Antwerpen een toneelfestival mee op te luisteren. The Famous History of the Life of King Henry the Eight is een van de zwakste van de kroniekspelen omdat het zo onsamenhangend is. Dit lange stuk behelst eigenlijk niet meer dan een paar incidenten uit het leven van Hendrik VIII dat bijzonder rijk aan incidenten was. Men hoeft alleen maar aan zijn zes vrouwen te denken om er een vaag idee van te krijgen. Shakespeare laat er trouwens maar twee zien en de tweede, Anna Boleyn (of Anne Bullen zoals zij hier heet) vóórdat zij in ongenade viel. Wat er dan wel in het stuk aan de orde komt is dramatisch niet sterk verbonden. De hertog van Buckingham haat kardinaal Wolsey, de machtige minister van de koning, maar vóórdat hij diens val kan bewerkstelligen, tuimelt hij zelf van zijn hoge zetel. Hij wordt veroordeeld, houdt een roerende rede en zijn kop gaat eraf. Dan is er de geschiedenis van Katharine van Arragon, Hendriks eerste vrouw, die verstoten wordt, een aantal roerende redevoeringen houdt en sterft. De machtige kardinaal Wolsey die iedereen te slim af is wordt overtroefd en afgezet. Hij houdt een roerende redevoering en sterft. Verder is er het incident met Cranmer, de hervormde aartsbisschop van Canterbury die bijna wordt afgezet maar die door de koning wordt gered. Ook hij houdt een roerende redevoering, maar hij sterft niet, d.w.z. niet in het stuk. Volgens de geschiedenis deed hij het later op de brandstapel. Ten slotte maken wij kennis met koningin no. 2, Anne Bullen, met wie Hendrik vrijt en trouwt en die met veel praal gekroond wordt. Het stuk eindigt met de doop van haar dochter, de latere koningin Elizabeth van wie allerlei fraais voorspeld wordt. Ook Jacobus I, die koning was toen de première van het stuk ging in 1613, wordt profetisch gereleveerd. Als men nu in aanmerking neemt, dat de kwaliteit van de tekst erg ongelijk is - het is een mengsel van sterke en zwakke passages - dan is het begrijpelijk dat men in de 19de eeuw aan het auteur- | |
[pagina 132]
| |
schap van Shakespeare is gaan twijfelen. Tennyson vond dat allerlei verzen klonken als die van Fletcher en sindsdien is het gebruikelijk om de gedeelten die men niet bewondert aan deze jongere tijdgenoot van Shakespeare toe te schrijven. Sommigen halen er nog Beaumont en Massinger bij. Inderdaad is een samenwerking van twee of meer auteurs heel goed mogelijk. Henry VIII is duidelijk een gelegenheidsstuk, met veel optochten, fraaie kostumering, maskerades, een rechtszitting, een kroning, enzovoort. Shakespeare had zich al vóór 1613 definitief in Stratford teruggetrokken. Het is dus mogelijk dat op zijn hulp een beroep is gedaan, dat hij een soort van supervisie heeft uitgeoefend en enkele scènes bijgedragen. Hij moet er in elk geval wel bij betrokken zijn geweest, anders hadden zijn collega's het na zijn dood niet opgenomen in de uitgave van zijn verzamelde stukken. Trouwens, misschien is het drama in zijn geheel een product van zijn omstreeks 1612 tanend talent. Er is bovendien een andere samenhang in het stuk dan de gebruikelijke dramatische. Men vindt een aanwijzing van de bedoeling in de proloog, waar enige malen gesproken wordt over de waarheid van het te vertonen schouwspel. Het is bekend uit getuigenissen van tijdgenoten dat het stuk eerst is opgevoerd onder de titel ‘All is True’ en het is opmerkelijk dat de incidenten die de inhoud vormen van het stuk een bepaalde waarheid gemeen hebben, nl. dat de mensen de ene dag rijzen en de andere dag vallen. De machtigste edelen gaan naar het schavot, een slagerszoon wordt kardinaal, leeft als een vorst en wordt weer teruggebracht tot niets, een koningin wordt een eenvoudige vrouw en een eenvoudig meisje wordt koningin. Deze incidenten volgen elkaar contrasterend op. Alles is waar, d.w.z. er is geen denkbare situatie die niet ook werkelijkheid wordt. Juist het ongelofelijke, juist het onberekenbare is waar. De trotse kardinaal Wolsey die paus had willen worden is pas gelukkig als hij gebroken is en van alle ambities beroofd. En al wordt de ontering van Anne Boleyn niet vertoond, de toeschouwers kennen het tragische lot van Elizabeths moeder te | |
[pagina 133]
| |
goed om niet in de praal van haar kroning de bitterheid van haar val te beleven. Dit alles is niet nieuw bij Shakespeare. Zoals in andere van zijn latere stukken herhaalt hij motieven die hij vroeger gebruikt heeft. Hier staat alleen het hoog en laag van het menselijk lot naast elkaar: schetsmatig, als het ware met een grote slordige kwast geschilderd. De schrijver had niets meer te zeggen. Hij is een echo van zich zelf, hier en daar nog met het oude meesterschap, maar in allerlei fragmenten plichtmatig en ongeïnteresseerd. Het resultaat was in elk geval een stuk dat in Engeland de eeuwen door op het repertoire is gebleven. Bijna alle grote acteurs hebben Wolsey en Henry VIII gespeeld. De beroemde Mrs. Siddons beschouwde Queen Katharine als het grootste van alle Shakespeare-karakters, omdat het, vond zij, het natuurlijkste is. De voorstelling van de Old Vic onder regie van Michael Benthall paste geheel in de traditie van grote acteurs met grote solo-prestaties. In het algemeen is dit een gevaar bij Shakespeare. De beroemde passages worden als aria's in een opera apart gezet. Ieder krijgt zijn ‘nummer’, zijn verbluffende virtuoze stunt, incasseert zijn applaus en trekt zich van de rest niets aan. Bij de meeste stukken van Shakespeare is dat onrechtvaardig tegenover die rest en tegenover het geheel dat meer betekent dan op die manier kan blijken. In dit stuk, dat zo los geweven in elkaar zit, geldt dat bezwaar veel minder. Hier is het nl. begonnen om een aantal solo's en om de show. Die solo's waren veelal perfect. Edith Evans die Queen Katharine was gaf een ontroerende vertolking van een zeldzame kracht. Hier was niet een actrice die de verzen min of meer kundig sprak, maar een vrouw die haar gevoelens blootlegde met haar stem: een klaaglijke, verdrukte, maar uiterst waardige figuur die haar innigheid en haar natuurlijkheid behield tot het einde - zo moet Mrs. Siddons het gedaan hebben en het is begrijpelijk dat Dr. Samuel Johnson elke keer naar het theater hobbelde (zoals hij zei) als zij de rol speelde. Voortreffelijk was ook Gielgud als kardinaal Wolsey: erg solistisch en bijna zonder op zijn medespelers te letten en daarom | |
[pagina 134]
| |
ook vooral indrukwekkend in zijn monoloog. Harry Andrews was Henry VIII: een krachtige, soms hartelijke, soms cynisch-hypocriete figuur, vol schaamte over zijn gedrag jegens Katharine, maar meestal een man die van zichzelf en zijn positie geniet. De decors en kostuums (van Loudon Sainthill) waren weelderig, maar traditioneel. Het geheel was een reeks grandioze renaissance-taferelen die in de herinnering verbleken als achtergrond van Edith Evans, de stervende koningin Katharine. (1958) |
|