hoort er eigenlijk bij. Persoonlijk vond ik het bepaald een opluchting, dat het drama zich deze keer mocht voltrekken zonder dat corps-de-ballet van bejaarde, baardige pottenkijkers met hun valse, gelijkvormige meewarigheid.
Max Croiset die koning Oidipus speelde heeft zelf, zoals men zich herinneren zal, een interessant Oidipus-drama geschreven. Het was te merken dat Oidipus een figuur is waarmee hij zich intensief heeft beziggehouden. Zijn vertolking van de rol, die hij speelt als een felle, driftige, maar zeer menselijke held, had althans een gaafheid en een compleetheid zoals men zelden te zien krijgt. Een prachtige rol die aan het slot een grote, aangrijpende kracht kreeg.
Enny Mols-de Leeuwe gaf als Jokaste vooral op suggestieve wijze uitdrukking aan de angst die haar beheerst als zij nog vóór Oidipus de ware toedracht is gaan beseffen. Van André van den Heuvel zag men een nobele Kreoon en van Ton Lutz een krachtige, bittere Teiresias. Albert Vogel en Siem Vroom waren de twee koorloze koorleiders. Hun verzen werden gezegd met een ritmische begeleiding van slaginstrumenten. Albert Vogel die de verzen genuanceerd en mooi van toon voordroeg kwam met zijn zachte stem niet altijd boven de begeleiding uit. Siem Vroom bleek over een groter volume te beschikken, maar bij hem liet de intonatie wel eens te wensen.
Het decor van Friso Wiegersma bestond uit twee diagonale marmeren of granieten muren die een trap omsloten en een lager gelegen voortoneel. Uitgespaarde openingen in de verticale vlakken gaven de spelers gelegenheid tot komen en gaan. Een abstract decor dus, dat de nodige speelruimte creëerde en begrensde: even eenvoudig, doeltreffend en ondergeschikt aan het geheel als de kostuums.
De vertaling van Evert Straat trof vooral door haar helderheid en haar toenadering tot de spreektaal. Ik heb de tekst hier en daar vergeleken met overeenkomstige passages in de vertaling van Jan Engelman. Zijn tekst leek mij vaak welluidender maar ook ‘literairder’ en minder direct dan die van Straat.
(1961)