Chroniicke vande Hertoghen van Brabant
(1612)–Laureis van Goidtsenhoven– Auteursrechtvrij
Pvppiin die III.
| |
[Folio 29v]
| |
PIPINVS III. REX FRANCIAE. VI. BRAB. PRINC.
| |
[Folio 30r]
| |
werf sijn hoornen op te steken, ende sant sijn knechten wederom in Vrancrijck, doende daer sulcken ouerlast, als dat sy t'lant geheel beroofden. Ende om dit te wreken, soo heeft Puppijn sijn sone Charel derwaerts gesonden, met sommich crijsch-volck, t'welc hy hier ende daer vergadert hadde: want hy doen tot sulcken iaren ende ouderdom gecomen was, dat hy t'selue niet ghedoen en conde. Als Charel nu met eenen grooten moet ende coragie in Aquitanien gecomen was, soo heeft hy binnen corter tijt veel steden int t'lant van Auuerne in-genomen. Dit is met Charel dat eerste chrijch-stuck ende proeue van sijnder vromicheyt geweest, sulck een geluckich begintsel heeft dat rijck gehadt, vanden genen die door sijn vrome feyten, Charel de Groote ghenoemt wert. Hier na en leefde Puppijn niet langhe, achterlatende twee sonen, die hy aen sijn huys-vrouwe Berta die dochter Heraclij gewonnen hadde, te weten Charel, die namaels die Groote genoemt wert, alsoo voor geseyt is, ende Chaerleman, nae wiens aflijuicheyt dat gantsche rijck op Charel bleef staen. Die voorseyde Pipinus gheregneert hebbende in Vrancrijck den tijdt van xviij. iaeren, heeft sijn leuen ghe-eyndt binnen de stadt van Parijs, int iaer vijc.lxxviij. Ander, als H. Henrick Costerius, seggen 768. ende wert begrauen in t'clooster van S. Denijs, alwaer die Coninghen van Vrancrijck begrauen worden. Ga naar margenoot+Inden tijt van Pipino voorseyt, te weten, int iaer 767. gheschieden veel wonder dinghen. In Sirien was een alsulcken schrickelijcken aertbeuinge, als dat sommige steden versoncken. Eenige ander steden op berghen staende, scheyden hen vanden anderen, ende gingen staen wel ses mijlen van daer, op ander effen plaetsen, ende dat seer te verwonderen is, dese en braken noch en scheyden niet van een. | |
¶ Van die oorlogen des Princen Carolomanni, eer hy die werelt verloochent hadde.CArolomannus met sijnen broeder Pipino is met broederlijcke eendrachticheyt sijnen Vader in d'ongedeylde oft onverscheyde erffelijckheyt gesuccedeert. Dit heeft Sigebertus van Gemblours op-geteeckent. Dat Fransche rijck in stilte ende rusten ghestelt oock insghelijckx vermeerdert zijnde, soo is die dapper Prince ende oorloochsman Carolus Martel ouerleden, ende hy heeft Carolomannum ende Pipinum sijn sonen successeurs sijns rijcx ende heerlijckheden achter-ghelaten. Pipinus daer na Aquitanien in-genomen hebbende. Soo heeft Carolomannus eerst in Duytsch lant, ende daer na in Sassen heerlijcke victorien vercreghen. Als Carolomannus nu ontrent vijf iaren met sijnen broeder zijns Vaders heerlijcheden ghegouuerneert hadde, ende ter liefden van Godt die Heere d'aertsche dominie ende heerschappije verlatende, om int toecomende leuen een seuenvoudige possessie t'ontfangen, soo heeft hy Pipino sijnen broeder dat Fransche rijck gelaten, ende is na Roomen totten Paus Zachariam getrocken, verselschapt metten Franschen Edeldom, met bringende heerlijcke giften voor den H. Apostel Petro ende wert vanden voorsz. Paus gewijt (alsoo wy hier voor verhaelt hebben) ende heeft terstont daer na op den berch Soracte voor hem een Clooster ghesticht ter eeren van S. Siluester, daermen seyt dat die H. Paus in sijnen allendigen tijt soude hebben verborgen gheweest. Tot deser plaetsen quamen gheduerichlijck by Carolomannum veel Franchoysen, daer voor by passerende, als tot haeren Heere: ende om dat hy deur het verlaten, vanden aertschen lof hem niet en soude verheffen, soo is hy met sijnen mede-broeder Fido na Cassinen getrocken. Ende niet lange daer na soo heeft hy int Clooster van Vienne sijnen lesten dach mette doot gheeyndt. Wiens lichaem deur beuel des Conincx in S. Benedictus clooster gedragen wert, in t'welck hy dat cloosterlijck habijt ontfanghen hadde. Sijnen feestdach wort van die H. Kercke gecelebreert den 17. dach der maent Augusti. |
|