leden van het huisgezin bijeen, behalve de zoon, die in Holland was. Willem trok zijne zuster even ter zijde en fluisterde haar in het oor, dat hij een fraaijen en gemakkelijken dameszadel, dien hij alle dagen verwachtte, tot een verjaarsgeschenk voor haar uit Demerary had ontboden, omdat hij wist hoeveel zij van paardrijden hield, en hoe moeijelijk het rijden op den ouden zadel viel. ‘Broertjelief!’ riep zij verrukt uit, terwijl zij hem hartelijk omhelsde en kuste, ‘wat maakt gij mij gelukkig; gij hadt waarlijk niets kunnen bedenken, dat mij meer genoegen kon geven. Nu zullen wij te zamen ferme rijtoertjes kunnen doen.’
De beide heeren Dorper zagen zich in één oogenblik door al de huisgenooten omringd, die hen als om strijd verwelkomden en hunne blijdschap te kennen gaven over hunne onverwachte komst.
De bloedverwanten en vrienden voldeden allen aan de gedane uitnoodiging, zoodat het huis tegen 8 ure des avonds vol gasten was. Er werd gedanst, gezongen en gelagchen op de onschuldigste wijze, met ongekunstelde vrolijkheid en het reinste genoegen. Moeder Dorper zelve was zoo opgeruimd, dat zij zelfs het naderende vertrek van Frederik scheen vergeten te hebben.
Drie dagen later kwam de kapitein van het schip, waarmede Frederik en Arnold zouden vertrekken, berigten, dat hij nagenoeg geheel klaar was met de lading en over een paar weken hoopte te vertrekken; op welk berigt mevrouw Dorper bitter begon te schreijen, maar niettemin haar best deed, om te zorgen, dat alles goed in orde kwam, en er niets aan