| |
| |
| |
Zesde Avond.
Acht dagen nadat het stoffelijk overschot van de oude Nella aan den schoot der aarde was toevertrouwd, had er in dezelfde straat andermaal eene begrafenis plaats, en werd het ontzielde ligchaam van een jong, schoon meisje van achttien jaar naar de stille rustplaats der dooden gebragt. Haar plotseling afsterven had al hare bekenden, ja, de geheele nabuurschap met ontzetting vervuld; want vijf dagen geleden had zij nog rondgedarteld, gezongen en gedanst op eene vrolijke verjaarpartij van eene harer vriendinnen, hoewel velen zich later herinnerden, dat zij er toen reeds veel bleeker uitzag dan gewoonlijk en donkere kringen om hare oogen had. Toen woelde de verderfelijke ziekte reeds door hare aderen en had de onverbiddelijke dood zijne zeis reeds naar haar uitgestrekt en haar tot zijn offer gekozen. Maar Clarisse had het niet opgemerkt; zij had zich wel nu en dan loom en mat gevoeld, zich verbeeld dat haar hart sneller klopte dan gewoonlijk; zij was gekweld geworden door zwaarte in het hoofd en duizelingen, maar aan ziekte en dood dacht zij niet. Hoe zou zij zich ook hebben kunnen voorstellen, dat haar laatste levensuur reeds zoo spoedig zou slaan; zij nog zoo jong, in den bloei des levens; zij, de wufte, die de wereld zoo liefhad met hart en ziel; die haar geheele aanzijn wijdde aan ijdele genietingen; die een afgod maakte van haar eigen schoon en welgevormd ligchaam, terwijl zij scheen vergeten te hebben,
| |
| |
dat zij eene ziel in dat ligchaam omdroeg, oneindig kostbaarder dan alle uiterlijke schoonheden; eene onsterfelijke ziel, die haar met God verwantschapte en tot in eeuwigheid zou voortduren, als het brooze ligchaam reeds lang tot stof zou zijn verkeerd en vermengd met de aarde, waartoe het behoorde. - En toch had zij ruim anderhalf jaar geleden belijdenis van geloof afgelegd in de kerk der Hervormde gemeente en met de schare der geloovigen en boetvaardigen plaats genomen aan de heilige nachtmaalstafel, het brood des levens gegeten en aan den beker der verzoening de lippen gezet. En op dien plegtigen stond had zij tranen gestort van gevoel en was bevende van ontroering naar hare zitplaats teruggekeerd. Doch terwijl zij de tranen van hare wangen veegde, verdwenen ook de ernstige gewaarwordingen uit hare ziel, die zoo vatbaar was voor de indrukken van het oogenblik. Toen Clarisse den tempel verliet, terwijl nog de volle toonen van het orgel door de gewelfde wanden ruischten en daarbuiten gehoord werden, sloeg zij de blikken niet ootmoedig neder, zoo als het eene Christinne betaamde, die zich zoo even verbond aan Hem, die haar met God verzoende; maar zij wierp ze onderzoekend in het rond, terwijl zij het hoofd fier opwaarts hief, en er een zegevierend lachje om hare lippen speelde. Zij was bewust van hare schoonheid en zag het met innig welgevallen, dat tallooze blikken vol bewondering op haar gevestigd werden. Ook hare moeder, die aan hare zijde ging, genoot dien triomf, want de schoone, die aller aandacht trok, was immers hare dochter, haar eenig kind, hare Clarisse. De weduwe gevoelde zich in deze oogenblikken naamloos gelukkig, boven
| |
| |
duizenden moeders benijdenswaardig. - De beklagenswaarde moeder! Verblind door de schoonheid van haar kind, had zij geene oogen voor hare gebreken; opgewekt door den dartelen geest van het meisje, beschouwde zij haar als een ideaal, voor wie geene eereplaats hoog genoeg was in de wereld.
Toen de weduwe, die Hunze heette, haar man door den dood verloor, had Clarisse haar achtste jaar bereikt.
Gelukkig voor moeder en kind beiden, dat de brave en werkzame man een vermogen had nagelaten, volkomen voldoende om haar te doen voortleven op denzelfden voet als zij tijdens zijn leven gewoon waren. Niets werd er dus gespaard, om aan de wenschen van het kind te voldoen en hare ijdele, soms zoo dwaze begeerten te bevredigen.
Van de kerk te huis komende, vond Clarisse daar eenige vriendinnen en bekenden bijeen, die haar vrolijk te gemoet snelden en hartelijk geluk wenschten met het heil van dezen heugelijken dag; daarna bewonderden allen als om strijd de fijnheid van haar kostbaar, wit geborduurd kleedje, de pracht harer gouden armbanden, van haar collier, medaljon en ringen, de fraaije bloemen van haar wit zijden hoed, haar wit kanten mantel en heerlijk beschilderden waaijer. In het kort, men scheen geene woorden genoeg te kunnen vinden, om haar smaakvol en schitterend toilet te roemen.
Aan den maaltijd, waaraan ook de aanwezige vrienden deel namen, ging het zoo vrolijk toe als op een bruiloftsmaal; men stelde toasten in, schaterde en juichte, zoodat het geheele huis er van weergalmde. Des middags ten 5 ure vertrokken de gasten, na beloofd te hebben, des avonds te zullen terugkomen,
| |
| |
om de vrolijke danspartij bij te wonen, die de weduwe, op verzoek van Clarisse en ter eere van hare eerste Nachtmaalsviering, gaf.
Toen des avonds de jeugdige lidmaat zich tooide voor de naderende danspartij, en het wit Kamerdoeksche kleedje met vier volants en kanten bertha hare welgevormde gestalte omhulde, en het kapsel van roode rozen den glans harer weelderige zwarte haarlokken verhoogde, terwijl de gouden en bloedkoralen armbanden hare ronde armen omsloten en het kostbare parelsnoer de blankheid van hals en schouders nog meer deed uitkomen, was Clarisse waarlijk schoon, bevallig als eene nimf, bekoorlijk als een kind.
Een dertigtal jeugdige gasten verzamelde zich des avonds in het groote voorhuis, dat tegen 8 ure schitterend verlicht werd door twee groote kroonlampen en een aantal girandoles met waskaarsen. De muziek, bestaande in eene groote trom, eene schuiftrompet, een waldhoorn, twee klarinetten en een triangel, liet zich weldra hooren en verkondigde aan de geheele nabuurschap, dat de weduwe Hunze eene luisterrijke danspartij gaf ter eere van hare dochter. Op het vernemen daarvan spoedden zich een groot aantal negers, negerinnen, soldaten, missies enz. naar hare woning, om voor de wijd geopende deuren en vensters als toeschouwers deel te nemen aan het feest. Men danste, schaterde, juichte, at en dronk en was vrolijk tot laat in den nacht. Clarisse, de koningin van het feest, nam aan alles deel met ongewone geestdrift en opgewondenheid. Des morgens had zij hare intrede gedaan in de kerk van Christus, thans deed zij hare intrede in de wereld. De indruk der nacht- | |
| |
maalsviering liet slechts flaauwe herinneringen na, - de gedachte aan dezen genotvollen avond zou haar lang bijblijven.
Ten 3 ure in den morgen ging het gezelschap uiteen. Clarisse was doodelijk vermoeid; zij had van half negen ure af geen enkelen dans overgeslagen. Zij ontkleedde zich zoo spoedig mogelijk, vleide zich op hare legerstede neder en viel in slaap, zonder hare avondbede op te zenden of te denken aan dien God, aan wien zij zich des morgens had verbonden.
Deze avond van den dag van Clarisses eerste nachtmaalsviering, in zulk eene dartele vrolijkheid doorgebragt, legde den grondslag tot haar naderenden val, was de eerste schrede naar haar vroeg gedolven graf, de scheidsmuur tusschen de Christelijke maagd en haar Verlosser. Clarisse! wij beklagen, doch veroordeelen u niet! Gij waart jong en onnadenkend, onbekend met de wereld en hare verleidingen. - Onvoorzigtige moeder! die uwe liefde in zwakheid liet ontaarden! wij beklagen ook u, maar wij houden u niet voor onschuldig aan de afdwalingen uwer dochter. Gij hadt uw kind het dwaze van hare neigingen onder het oog moeten brengen, haar moeten behoeden en bewaken als eene u toevertrouwde parel van onschatbare waarde, haar met krachtige hand moeten stuiten in hare onbezonnen vaart naar het verderf, haar des noods met geweld het ontkiemende zaad van ligtzinnigheid en ondeugd uit de jeugdige borst moeten rukken, vóórdat het tot giftige planten ontkiemde en wrange vruchten voortbragt. Gij bezat daartoe het regt niet alleen, maar het was uw pligt, uwe roeping! God had u daartoe dit kind toevertrouwd en zal er u eenmaal rekenschap over vragen. Er rustten
| |
| |
heilige verpligtingen op u, even als op alle moeders. Uwe Clarisse was door de natuur bedeeld geworden met alle uiterlijke bekoorlijkheden. Hare ziel, gelijk wij reeds zeiden, zoo vatbaar voor alle indrukken, zou het goede even gretig hebben opgenomen als het kwade, zoo gij de indrukken van godsdienst en zedelijkheid hadt levendig gehouden en die van ligtzinnigheid en ondeugd hadt tegengegaan en in verachting gebragt. Dàn voorzeker zou uw kind een sieraad zijn geworden van de maatschappij en in de rijen der geheiligden met vreugde zijn ontvangen geworden. - Daar ligt zij nu, de geknakte lelie, afgerukt in den vollen bloei harer jeugd door de hand der ondeugd, ontslapen voor de eeuwigheid geheel onverzoend met haar God en Heer, dien zij zoo zwaar beleedigde door haar afval, van wien zij reeds zoo lang haar hart had vervreemd, tot wien zij nimmer bad en wiens aangezigt zij ontweek! - Ongelukkige moeder, beween uwe Clarisse. Zij is een dubbelen dood gestorven. Beween haar, maar spaar tevens geene tranen over uwe zwakheid en zorgeloosheid!....
Den dag volgende op de beschreven danspartij ontwaakte Clarisse ten 11 ure; zij gevoelde zich nog wel eenigzins loom, mat en vermoeid van het dansen, maar was toch vrolijk en opgewekt van geest door de herinneringen aan den vorigen avond. Een paar vriendinnen bezochten haar in den namiddag. Zij lachten, schaterden en dartelden op nieuw. Zij maakten Clarisse opmerkzaam op den indruk, dien hare schoonheid op alle gasten had te weeg gebragt, en hoe zij als
| |
| |
om strijd ten dans was geleid geworden. Zoo werd hare ijdelheid opgewekt, zoo voedsel gegeven aan haar hoogmoed! De weduwe glimlachte en voorspelde hare dochter in de toekomst een schitterend lot.
Clarisse wijdde zich van dien dag af met hart en ziel aan de wereld en was onvermoeid in het najagen van allerlei genoegens. Hare moeder berispte haar wel nu en dan daarover, doch Clarisse was te zeer gewoon, van kindsbeen af in alles haar zin te volgen, om zich aan deze berispingen te storen. Zij bezocht komedies, koncerten, bals en partijen, zoo dikwijls zich daartoe de gelegenheid aanbood. Zij legde bezoeken af, als zij er lust toe gevoelde, en kwam des avonds zoo laat te huis als zij goedvond. Clarisse ging om met wien zij wilde en knoopte verbindtenissen aan, die haar ten val bragten en voor de maatschappij even als voor zich zelve deden verloren gaan. Zij schaarde zich onder de vanen van den koning des kwaads en werd eene getrouwe dienares der zonde, die zij lief kreeg en aan wie zij onschuld, deugd, reinheid en zielsrust offerde. Te laat zag de weduwe het in, dat zij jegens hare dochter te zwak en te toegevend was geweest. Zij had alle moederlijk gezag verloren, haar zedelijke invloed was verzwakt. Zij weende dag en nacht tranen van smart en berouw, maar het was te laat, zij kon het gebeurde niet ongedaan maken. Zij geleek eene onttroonde vorstin, die vergeefs trachtte den verloren scepter weder in handen te krijgen. Zij was eene magtelooze moeder, die haar kind niet tot leidsvrouw was, maar door haar werd beheerscht. En Clarisse zelve was niet gelukkig; zij volgde, ja, al hare neigingen, maar een
| |
| |
worm knaagde aan haar hart, berouw folterde haar, wroeging verontrustte hare ziel. Zoo overvielen haar ziekte en dood. Van de eerste stonde af dat zij aan het krankbed geboeid lag had zij geen enkel woord kunnen uitbrengen, geen gebed kunnen stamelen, geene begeerte kunnen uiten, geene vergiffenis kunnen afsmeeken. Zij lag bewusteloos en zonder beweging, totdat de dood een einde maakte aan haar treurigen toestand.
Waakt en bidt, opdat gij niet in verzoeking komt, en bedenkt dat gij de ure uws doods niet weet!....
|
|