Brieven aan zijn broeder. Deel 1
(1914)–Vincent van Gogh– Auteursrecht onbekend
[pagina 28]
| |||||||||||||||||||||||||
Parijs
| |||||||||||||||||||||||||
27Waarde Theo, Paris le 31 mai 1875. Dank voor je brief van dezen morgen. Gisteren heb ik de tentoonstelling van Corot gezien. Daar was o.a. een schilderij ‘Le jardin des oliviers’, ik ben blij dat hij dat geschilderd heeft. Rechts, een groep olijfboomen, donker tegen de schemerende blauwe lucht; op den achtergrond heuvels met struiken en een paar groote boomen begroeid, waarboven de avondster. Op de Salon zijn 3 Corot's, zeer mooi; van de mooiste, kort voor zijn dood geschilderd, ‘Les bûcheronnes’ zal waarschijnlijk eene houtsnee in l'Illustration of Le Monde Illustré komen. Zooals je denken kunt heb ik ook de Louvre en Luxembourg gezien. De Ruysdaels in de Louvre zijn prachtig, vooral Le Buisson, L'Estacade en Le Coup de soleil. Ik wenschte dat gij de kleine Rembrandt's daar eens zaagt, Les pélérins d'Emmaus, en twee pendanten: Les Philosophes. Ik heb laatst Jules Breton gezien met zijn vrouw en twee dochters. Zijn figuur deed mij denken aan J. Maris, maar hij heeft donker haar. Ik stuur U bij gelegenheid een boek van hem ‘Les champs et la mer’, waar al zijn gedichten in staan. Hij heeft een mooi schilderij op de Salon ‘La Saint Jean,’ boerenmeisjes die op een zomeravond om 't St. Jan's vuur dansen, op den achtergrond het dorp met de kerk en de maan er boven. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||||||||||||||||
Dansez, dansez, oh jeunes filles,
En chantant vos chansons d'amour.
Demain pour courir aux faucilles
Vous sortirez au petit jour.
Er zijn nu 3 schilderijen van hem in het Luxembourg: Une Procession dans les blés, Les Glaneuses, en Seule. - à Dieu, Vincent. | |||||||||||||||||||||||||
28Waarde Theo, Paris le 19 juin 1875. Ik had gehoopt haarGa naar voetnoot*) nog te zien voor haar sterven en dat is niet gebeurd. L'homme s'agite et Dieu le mène. Gij zult in de eerste kist, die wij naar Holland zenden, vinden eene photographie naar dat schilderij van Ph. de Champaigne waarvan Michelet zegt: ‘elle m'est restée 30 ans, me revenant sans cesse’, verder een ets van Daubigny naar Ruysdael ‘Le Buisson’, een litho naar Corot ‘Soleil couchant’, een litho van Bodmer, Fontainebleau en automne, en twee etsen Jacque. à Dieu. Vincent.
Hoe lang ik nog hier blijf weet ik niet, maar voor ik naar Londen terug ga, hoop ik naar Helvoirt te gaan, ik hoop gij er dan ook zult zijn. De reis zal ik betalen. Gij zult haar en haar sterven wel niet vergeten, maar houd het voor U zelven. Dit is een van de dingen die ons langzamerhand ‘droevig maar altijd blijde’ maken en dat moeten we worden. | |||||||||||||||||||||||||
29Waarde Theo, Paris le 29 juin 1875. Ik zou wel willen dat gij uit den Haag vandaan waart. Zoudt gij daar soms ook naar verlangen? Schrijf mij eens, ja of neen? Ik blijf voorloopig hier en zal waarschijnlijk niet vóór den herfst naar Holland gaan. Ge zult in de eerste kist, die naar den Haag gaat een pakje voor Helvoirt vinden. Zend dat s.v.p. op, na gezien te hebben wat er in is. Het zijn enkele lithographieën, etc. die ik graag in Pa's studeerkamer bij ‘de begrafenis in het koren’ van van der | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||||||||||||||
Maaten zou zien. Het schilderij van Anker ‘un vieux Huguenot’ waarvan de photographie in het bewuste pakje is, heb ik aan Oom Vincent, die een paar dagen geleden hier was, verkocht. Hij kocht ook een mooi schilderij van Jacque, paarden voor den ploeg in den regen. Er is hier eene verkooping geweest van teekeningen van Millet, ik weet niet of ik U er reeds over schreef. Toen ik in de zaal van 't hôtel Drouot kwam, waar zij geëxposeerd waren, voelde ik zoo iets van: Neem uw schoenen van uwe voeten, want de plek waar gij staat is heilig land. Gij weet Millet te Greville gewoond heeft. Welnu ik weet niet of het te Greville of te Granville was, dat de man waarover ik U reeds sprak, stierf. Hoe dit ook zij, ik heb met dubbele aandacht Millet's teekeningen van ‘Les falaises de Greville’ bekeken. Er is een schilderij van hem op 't Luxembourg gekomen ‘l'Eglise de Greville’. à Dieu. Vincent. | |||||||||||||||||||||||||
30Waarde Theo, Paris le 6 juillet 1875. Dank voor uw schrijven, ja jongen, ik dacht het wel. Gij moet mij eens schrijven hoe het met uw Engelsch is, hebt gij daar iets aan gedaan? Zoo niet, dan is dat nog zoo'n groot ongeluk niet. Ik heb een kamertje gehuurd te Montmartre, waar gij schik in zoudt hebben. 't Is klein, maar ziet op een tuintje vol klimop en wilde wingerd uit. Ik wil U zeggen welke prenten ik aan den muur heb. Ruysdael, Le Buisson. id. Blanchisseries. Rembrandt, Lecture de la bible (eene groote oud-Hollandsche kamer ('s avonds) een kaars op tafel, waar een jonge moeder bij de wieg van haar kindje den bijbel zit te lezen; eene oude vrouw zit te luisteren, 't is iets dat denken doet: ‘voorwaar ik zeg U, waar 2 of 3 tezamen zijn in mijn naam, daar ben ik in 't midden van hen’; 't is eene oude kopergravure, zoo groot als le Buisson, superbe).
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||||||||||||||
Nu jongen houd je goed, gij weet het, langmoedig en zachtmoedig voor zooveel het mogelijk is. Laat ons maar goede vrienden blijven. à Dieu. Vincent. | |||||||||||||||||||||||||
31Waarde Theo, Paris le 15 juillet 1875. Oom Vincent is weer hier geweest, ik was nog al eens met hem samen en heb over een en ander gesproken. Ik vroeg hem of hij geen kans zag om U hier in het huis te Parijs te krijgen. In 't begin wilde hij daar niets van hooren en zei 't veel beter was, gij in den Haag bleeft; ik heb echter aangedrongen, en gij kunt er op rekenen hij het nu in gedachten houdt. Wanneer hij in den Haag komt, zal hij waarschijnlijk wel met U praten; houdt U dan maar bedaard en laat hem maar zeggen wat hij wil; het zal U geen kwaad doen, en waarschijnlijk zult gij hem later nog wel eens noodig hebben. Gij moet niet over mij spreken als 't niet te pas komt. Hij is geducht knap; toen ik verleden winter hier was, zei hij mij o.a.: bovennatuurlijke dingen weet ik misschien niet, maar natuurlijke dingen weet ik allemaal; ik weet niet of het dezelfde woorden waren, maar 't kwam toch daarop neer. Ik wil U ook nog wel zeggen dat één van zijne geliefde schilderijen is ‘Les illusions perdues’ van Gleyre. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||||||||||||||
Ste-Beuve zei: ‘il est dans la plupart des hommes un poète mort jeune, à qui l'homme survit’ en Musset: ‘sachez qu'en nous il existe souvent un poète endormi, toujours jeune et vivant’. Ik geloof het eerste met oom Vincent het geval is. Gij weet dus met wien gij te doen hebt. Vraag hem gerust ronduit om te maken gij naar hier of Londen. komt. Ik dank U voor Uw brief van dezen morgen en voor het vers van Rückert. Hebt gij zijne gedichten? Ik zou er graag meer van kennen. Als er gelegenheid is, stuur ik U een Franschen bijbel en l'Imitation de Jésus Christ. Dit was waarschijnlijk het geliefde boek van die vrouw, die Ph. de Champaigne schilderde; in de Louvre is het portret van hare dochter, eene non, ook door Ph. de Ch.; zij heeft l'Imitation op een stoel naast zich liggen. Pa heeft mij eens geschreven: ‘gij weet dat dezelfde mond, die sprak: ‘wees oprecht als de duiven’, er ook onmiddellijk bijvoegde: ‘en voorzichtig als de slangen’. Houd gij dat ook maar in gedachten en geloof mij steeds Uw liefh. broer Vincent.
Hebt gij in den winkel de photographieën naar Meissonier? Bekijk die maar dikwijls; hij heeft mannen geschilderd, mogelijk kent gij wel: le fumeur à la fenêtre, en le jeune homme déjeûnant. | |||||||||||||||||||||||||
32Waarde Theo, Paris le 24 juillet 1875. Een paar dagen geleden kregen wij een schilderij van de Nittis, een gezicht in Londen op een regendag, Westminster bridge en the house of Parliament. Ik ging elken morgen en avond over Westminster bridge en weet hoe dat er uit ziet als de zon achter Westminster Abbey en the house of Parliament ondergaat, | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||||||||||||||
en hoe het 's morgens vroeg is en 's winters met sneeuw en met mist. Toen ik dit schilderij zag, voelde ik hoe ik van Londen houd. Toch geloof ik, het goed voor mij is ik er vandaan ben. Dit in antwoord op Uw vraag. Dat gij naar Londen gaat, geloof ik zeker niet. Dank voor ‘Aus der Jugendzeit’ en ‘Um Mitternacht’ van Rückert. 't Is roerend schoon, 't laatstgenoemde deed mij denken aan ‘La nuit de décembre’ van Musset. Ik wilde ik U dat kon zenden, doch heb het niet. Gisteren hebben wij een kist naar den Haag gezonden waarin voor U, wat ik U beloofde. Ik hoor A. en L. thuis zijn, ik zou hen wel eens willen zien. Heb het zoo goed mogelijk en schrijf weer spoedig. En te serrant la main, Uw liefh. broeder Vincent. | |||||||||||||||||||||||||
33Waarde Theo, Paris le 13 août 1875. Reeds eerder heb ik U willen schrijven. Ik ben blij dat Pa het beroep naar Etten heeft aangenomen; in de gegeven omstandigheden vind ik het ook goed dat W. met A. meegaat. Ik zou dien Zondag dat gij te Helvoirt waart, ook wel bij U allen hebben willen zijn; schreef ik U reeds ik dien dag met Soek en zijn familie te Ville d'Avray was? Het trof mij, daar in 't kerkje 3 schilderijen van Corot te vinden. Zondag l.l. en Zondag voor 14 dagen was ik in de kerk bij M. Bercier en hoorde hem over ‘Toutes choses prouveront le bien de ceux qui aiment Dieu’ (in 't Hollandsch staat er: ‘Hen die God liefhebben zullen alle dingen medewerken ten goede’) en over ‘Il fit l'homme à son image.’ 't Was schoon en groot. Gij moet als gij kunt ook maar iederen Zondag naar de kerk gaan, al is het zoo heel mooi niet, doe dat, gij zult er geen spijt van hebben; zijt gij wel eens bij Ds. Zubli geweest? Op de lijst van wat ik op mijn kamer heb hangen heb ik nog vergeten: N. Maes, La nativité. Hamon, ‘Si j'étais l'hiver sombre’. Français, Derniers beaux jours. Ruyperez, L'imitation de Jésus Christ. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||||||||||||
Bosboom, Cantabimus & Psallemus. Ik doe mijn best om nog een gravure Rembrandt, ‘Lecture de la Bible’ voor U te vinden, mogelijk zend ik U die dus in de eerste kist schilderijen. Heb ik U gezonden eene lithographie Troyon, ‘Effet de matin’, Français ‘Derniers beaux jours?’ Zoo niet, schrijf mij dit dan, ik heb ze dubbel. En nu heb het goed, doe wel en zie niet om, voor zoover het mogelijk is en geloof mij steeds Uw liefh. broeder Vincent.
Groet s.v.p. de Hr. en Mevr. Tersteeg en Mauve voor mij. Ook groeten bij van Stockum, Hanebeek, Tante Fie en Roos. | |||||||||||||||||||||||||
34Waarde Theo, Dank voor Uw laatsten brief en voor 't vers van Rückert. Zondag was ik weer bij M. Bercier, hij had tot tekst ‘Il ne vous est pas permis’, hij besloot met ‘Heureux ceux pour qui la vie a toutes ses épines.’ Ziehier een woord waarvan ik weet dat Oom Vincent veel houdt: ‘Jeune homme réjouis-toi dans ton jeune âge et que ton coeur te rende content aux jours de ta jeunesse et marche comme ton coeur te mène et selon le regard de tes yeux, mais sache que pour toutes ces choses Dieu te fera venir en jugement. Ote le chagrin de ton coeur, et éloigne de toi la malice, car le jeune âge et l'adolescence ne sont que vanité. Mais souviens-toi de ton Créateur pendant tous les jours de ta jeunesse, avant que les jours mauvais viennent et que les ans arrivent desquels tu diras: Je n'y prends pas plaisir.’ Toch vind ik nog mooier: ‘Crains Dieu et garde ses commandements, car c'est là le tout de l'homme’ en ‘Que ta volonté soit faite’ en ‘Ne nous induis pas en tentation, mais délivre nous du mal.’ Hierbij een briefje voor den Hr. Tersteeg. Het is om hem te vragen of hij 2 gravures ‘Vendredi Saint en St. Augustin’ die gij in de volgende kist zult vinden, zou willen laten encadreeren. En gij zult wel zoo goed willen zijn die tegen 10 Sept.Ga naar voetnoot*) naar Helvoirt te zenden. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||||||||||||
Ik zou wel willen wij ze samen gaven, en betaal gij dus 2.50 aan de lijsten. Ik heb den heer Tersteeg gezegd, dat gij mij zoudt schrijven wat zij kosten, en dat ik hem dan het geld zou zenden; de f 2.50 geeft gij mij als wij elkaar zien. Dat zal waarschijnlijk niet vóór Kerstmis zijn, ik geloof het beter is, ik vóór dien tijd geen verlof vraag. Van avond ga ik dineeren bij M. HammanGa naar voetnoot*). à Dieu, schrijf weer spoedig en geloof mij, Uw liefh. broeder Vincent. | |||||||||||||||||||||||||
35Waarde Theo, Paris le 2 sept. 1875. Dezen morgen hoorde ik van Pa en van U het bericht van Oom Jan's doodGa naar voetnoot**). Zoo iets doet ons wel zeggen: verbind gij, o Heer, ons innig aan elkaar en laat de liefde tot U dien band meer en meer versterken’ en ‘crains Dieu et garde ses commandements, car c'est là le tout de l'homme.’ In de eerste kist schilderijen, die naar Holland gaat, zult gij enkele lithographieën en de bewuste gravure naar Rembrandt vinden. De twee lithographieën naar Bonington zullen wel naar uw zin zijn. Bij dezelfde gelegenheid stuur ik U een paar photographieën naar Jules Breton en Corot voor Pa, ik zal achterop ‘voor Helvoirt’ zetten. Van dien schilder Pynas, waarover gij schrijft, heb ik nooit gehoord, ik ben verlangend het bewuste schilderij te zien. Die lithographie naar Diaz ‘Un moine’ ken ik ook niet. l.l. Zondag was ik op de Louvre (Zondags ga ik nogal eens daarheen of naar de Luxembourg), ik wilde gij de v. Ostade eens zaagt, zijne eigen familie, hij zelf, zijne vrouw en ik geloof 8 kinderen, allen in 't zwart, de vrouw en meisjes met witte mutsen en halsdoeken, in eene deftige oud-Hollandsche kamer met grooten haard, eikenhouten beschotten en zolder, en gewitte muren met schilderijen in zwarte lijsten. In den hoek van de kamer een groot bed met blauwe gordijnen en deken. De Rembrandt ‘Emmausgangers’ waarover ik U schreef, is gegraveerd; Messrs G. & C. zullen de gravure in 't najaar uitgeven. Komt gij wel eens bij Borchers aan huis, zijn moeder is dunkt mij eene deftige vrouw. Ga maar wat dikwijls uit, als gij kunt, ik bedoel | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||||||||||||
natuurlijk bij C.v. Stockum, Hanebeek, Carbentus, Borchers, etc. niet bij Kraft of Marda hoor! of 't moet zijn omdat ge niet anders kunt, dan kan 't voor een enkele keer ook al geen kwaad. Hoe is 't in de zaak, ik weet er alles van hoe dat soms zijn kan, maar doe toch maar wat uwe hand vindt om te doen. En heb het zoo goed mogelijk en schrijf weer eens spoedig. Steeds
Uw liefh. broeder Vincent.
Hierbij een briefje voor Borchers. Groeten aan allen bij Roos en aan elk die naar mij vraagt. B. zegt mij dat Weehuizen gestorven is, dat wist ik niet, zijt gij daar bij geweest? | |||||||||||||||||||||||||
36Waarde Theo, Parijs 4 Sept. '75. Hierbij zend ik U mijn brief voor Moe's verjaardag, sluit die s.v.p. bij den Uwen in. Ik heb een boek gekocht over Michel met etsen naar zijn schilderijen, zoodra ik het uit heb stuur ik het U. Toch is ook Michel nog lang zoo mooi niet als dat landschap, dat in die passage in Adam Bede, die ons beiden zoo getroffen heeft, beschreven wordt. Bonington heeft het ook bijna geschilderd, maar toch is dat het ook nog niet. Als gij het boek uit hebt, zou ik U wel willen vragen het uit mijn naam aan Oom Cor ter lezing te geven, natuurlijk bij gelegenheid, maar ik geef het aan U. - Ik zie de schilderijen zelf, licht dat gij dus de beschrijving en etsen er naar hebt. Groeten bij Hanebeek, Carbentus, v. Stockum, Mauve, Roos, als het te pas komt. Heb het zoo goed mogelijk. Steeds Uw liefh. broeder Vincent.
Geef ook den Hr. Tersteeg het boek over Michel ter lezing. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||||||||||||
en geloof, en door den Bijbel, die een licht op zijn pad en een lamp voor zijn voet was. Ik hoorde van middag een mooie preek over: Oubliez ce qui est derrière vous, er kwam o.a. in ‘Ayez plus d'espérance que de souvenirs; ce qu'il y a eu de sérieux et de béni dans votre vie passée n'est pas perdu; ne vous en occupez donc plus, vous le retrouverez ailleurs, mais avancez. - Toutes choses sont devenues nouvelles en Jésus Christ.’ Houd U flink en geloof mij
Uw liefh. broeder Vincent.
Indien het nu waar is que la jeunesse et l'adolescence ne sont que vanité (altijd er bij in 't oog houdende wat hierboven staat en er bij denkende dat, hoewel men later weer opnieuw beginnen moet, eene welbesteede jeugd een schat is), zou het dan niet onze ambitie en hoop moeten zijn mannen te worden zooals onze vader en anderen? Laat ons beiden dat hopen en bidden. Groeten bij allen, die naar mij mochten vragen. Gij kent de ets van Rembrandt: Burgemeester Six, die voor 't venster staat te lezen? Ik weet Oom Vincent en Oom Cor daar zeer veel van houden, en ik denk wel eens dat op hen moet geleken hebben, toen zij jonger waren. Gij kent het portret van Six toen hij ouder was ook, ik geloof er eene gravure van in den winkel bij U is. Dat leven van hem moet wel een mooi en ernstig leven geweest zijn. | |||||||||||||||||||||||||
38Waarde Theo, Parijs 17 Sept. 1875. Gevoel, zelfs fijn gevoel, voor de schoonheden in de natuur is niet hetzelfde als godsdienstig gevoel, hoewel ik geloof dat deze twee na met elkaar in verband staan.Ga naar eind(*) Bijna iedereen heeft gevoel voor de natuur, de een meer, de ander minder, maar weinigen zijn er die voelen: God is een geest en die hem aanbidden, moeten hem aanbidden in geest en in waarheid. Onze ouders hooren tot die weinigen, ik geloof Oom Vincent ook. Gij weet dat er staat: ‘De wereld gaat voorbij en al hare heerlijkheid’ en dat er daarentegen ook gesproken wordt van ‘een deel dat niet zal weggenomen worden’, van ‘een bron van levend water springende tot in het eeuwige leven’. Laat ons ook bidden | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||||||||||||
dat wij rijk mogen worden in God. Denk echter niet te diep over deze dingen, die U van zelf hoe langer hoe duidelijker zullen worden, en doe maar wat ik U heb aangeraden. Laat ons voor ons deel in 't leven vragen te worden armen in Gods koninkrijk, Gods dienstknechten. Dat zijn wij echter nog niet, laat ons er om vragen dat ons oog eenvoudig moge worden, want dan zullen wij geheel eenvoudig zijn. Groeten bij Roos en als er iemand naar mij mocht vragen, en geloof mij steeds
Uw liefh. broeder Vincent. | |||||||||||||||||||||||||
39Waarde Theo, Parijs 25 Sept. 1875. De weg is eng, daarom moeten wij voorzichtig zijn. Gij weet het hoe anderen gekomen zijn waar wij heen willen, laat ons dien eenvoudigen weg ook gaan. Ora et labora. Laat ons ons dagelijksch werk, wat de hand vindt om te doen, doen met al onze kracht en laat ons gelooven dat God goede gaven, een deel dat niet zal weggenomen worden, zal geven aan hen, die Hem daarom bidden. Si donc quelqu'un est en Christ, il est une nouvelle créature; les choses vieilles sont passées, voici, toutes choses sont devenues nouvelles. ii Cor. v: 18. Ik ga al mijn boeken van Michelet etc. etc. weg doen, doe gij dat ook. Wat verlang ik naar Kerstmis, maar laat ons geduld oefenen, die tijd zal spoedig genoeg daar zijn. Houd U goed kerel en groet alle bekenden voor mij en geloof mij Uw liefh. broeder Vincent. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||||||||||||
Het geld voor de lijsten zend ik zoo spoedig mogelijk. Als ik aan den Hr. Tersteeg schrijf, zal ik hem zeggen dat ik op 't oogenblik niet heel ruim bij kas ben, daar ik onzen kassier verzocht heb om een gedeelte van mijn maandgeld achterwege te houden, daar ik tegen Kerstmis heel wat zal noodig hebben voor mijn reis, etc. Ik hoop echter 't zoo heel lang niet meer duren zal, eer ik het zend. | |||||||||||||||||||||||||
40Waarde Theo, Paris le 30 sept. 1875. Hierbij het boek over Michel dat ik U beloofde, ook eene ets naar de Marguerite van Scheffer en eene lithographie naar Corot en een pakje chocolade. Ik weet wel gij het op 't oogenblik niet gemakkelijk hebt kerel, maar houd U maar ferm en moedig: ‘niet te droomen, niet te zuchten’ is ook soms noodig. - Gij weet het: ‘dat gij niet alleen zijt, maar dat de Vader met U is.’ Hartelijk druk ik U in gedachten de hand. Steeds Uw liefh. broeder Vincent.
Bewaar s.v.p. de ets naar Rembrandt, die hierbij gaat met de vroeger gezonden photographieën naar Corot en Jules Breton, tot Pa en Moe goed en wel te Etten zijnGa naar voetnoot*) en zend ze dan b.v. in 't eind van November op. | |||||||||||||||||||||||||
41Waarde Theo, Paris le 6 oct. 1875. Al schreef ik U pas kort geleden, zoo wil ik het toch maar weer eens doen, want ik weet hoe er soms van die droge einden in den weg zijn. - Houd U flink jongen, na regen komt zonneschijn, hoop daar maar op. Regen en zonneschijn wisselen elkaar af op ‘the road that goes uphill all the way, yes to the very end’ en van tijd tot tijd rust men wel eens ook op ‘the journey that takes the whole day long, from morn till night.’ Denk dus nu en dikwijls na dezen ‘this also will pass away.’ ‘On a ses beaux jours’, zei Jules Dupré dikwijls, laat ons dat ook maar gelooven. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||||||||||||||
Vandaag had ik gelegenheid een pakje naar A. en W.Ga naar voetnoot*) toe te zenden. Ik stuurde haar o.a.: l'Imitation de Jésus Christ en enkele gedeelten van den Bijbel afzonderlijk, in dezelfde uitgaaf waarin ik U de Psalmen zond. - Lees daar maar trouw in. Wilt gij soms de 4 Evangeliën en enkele van de Brieven afzonderlijk hebben? Heel gaarne zou ik de Hollandsche gezangen hebben. Zoudt gij soms kans zien mij daarvan bij gelegenheid de goedkoopste uitgaaf die te vinden is te zenden. De Psalmen heb ik. Onder de Engelsche gezangen (hymns) zijn ook mooie, o.a. dit: Thy way not mine, o Lord,
However dark it be,
Lead me by thine own hand,
Choose out the path for me.
I dare not choose my lot;
I would not if I might;
Choose Thou for me, my God,
So shall I walk aright.
The kingdom that I seek,
Is Thine, so let the way
That leads to it be thine,
Else I must surely stray.
Choose Thou for me my friend,
My sickness or my health;
Choose Thou my cares for me
My poverty, my wealth.
Not mine, not mine the choice
In things or great or small,
Be Thou my guide, my strength,
My wisdom and my all.
en het volgende: Nearer my God to Thee,
Nearer to Thee!
E'ven though it be a cross
That raiseth me;
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||||||||||||
Still all my song shall be
Nearer my God to Thee,
Nearer to Thee.
en ook: Oft in sorrow - and in woe
Onward Christians, onward go,
Fight the fight, maintain the strife,
Strengthened with the bread of life.
Let your drooping hearts be glad;
March in heavenly armour clad;
Fight, nor think the battle long,
Soon shall vict'ry tune your song.
Let not sorrow dim your eye,
Soon shall ev'ry tear be dry,
Let not fear your course impede,
Great your strength, if great your need!
Groet de bekenden voor mij. Hoe maakt Carolien v. Stockum het? Groet haar vooral vriendelijk voor mij en geloof mij Uw zoo liefh. broer Vincent. Does the road go uphill then all the way?
‘Yes to the very end’.
And will the journey take all day long?
‘From morn till night, my friend.’
| |||||||||||||||||||||||||
42Waarde Theo, Paris le 11 octobre 1875. Dank voor uw brief van dezen morgen. Ditmaal wil ik U eens schrijven zooals ik dat niet dikwijls doe; ik wil U namelijk eens meer omstandig vertellen hoe ik het hier heb. Zooals ge weet woon ik te Montmartre. Er woont daar nog een jong Engelschman, bediende in de zaak, 18 jaar oud, zoon van een kunsthandelaar te Londen, die waarschijnlijk later in zijn vaders zaak zal komen. Hij was nog nooit van huis geweest en was vooral de eerste weken dat hij hier was, geweldig onbehouwen: at b.v. 's morgens 's middags en 's avonds voor 4 à 6 sous brood (N.B. het brood is hier goedkoop) en vulde dat nog | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||||||||||||
aan met ponden appelen en peren etc. Ondanks dat alles zoo mager als een hout, met een paar sterke rijen tanden, groote roode lippen, glinsterende oogen, een paar groote, meestal roode uitstekende ooren, een kaal geknipt hoofd (zwart haar), etc. etc. Ik verzeker U een heel ander wezen dan die Dame van Philippe de Champaigne. - Dit jongmensch werd nog al uitgelachen, zelfs door mij in 't begin. Maar toch kreeg ik langzamerhand hart voor hem en nu verzeker ik U, ben ik wat blij ik hem 's avonds tot gezelschap heb. Hij heeft een geheel naïf en onbedorven hart en werkt zeer flink in de zaak. Iederen avond gaan wij samen naar huis, eten 't een of ander op mijn kamer en de rest van den avond lees ik voor, meestal uit den Bijbel, wij hebben plan om dien geheel door te lezen. 's Morgens tusschen 5 en 6 uur meestal, komt hij mij reeds wakker maken; wij ontbijten dan op mijn kamer en gaan tegen 8 uur naar de zaak. Hij begint zich in den laatsten tijd wat te matigen in zijn eten, en is begonnen prenten te verzamelen, waarmede ik hem help. Gisteren gingen wij samen naar de Luxembourg en wees ik hem de schilderijen die mij daar het meest aantrekken (*) en werkelijk de eenvoudigen weten veel wat de verstandigen niet weten. -
Ook een schilderij van? (ik kan niet op zijn naam komen) een klooster waar monniken een vreemdeling ontvangen en plotseling merken dat het Jezus is. Op den muur van het klooster staat: ‘l'homme s'agite et Dieu le mène. - Qui vous reçoit, me reçoit et qui me reçoit, reçoit celui qui m'a envoyé.’ - In de zaak doe ik maar wat de hand vindt om te doen, dat is | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||||||||||||||
ons werk ons leven lang jongen, mocht ik het maar doen met al mijne kracht. Hebt gij gedaan wat ik U raadde, hebt gij de boeken van Michelet, Renan, etc. weggedaan? Ik geloof gij daar rust bij zult hebben. Die bladzijde uit Michelet over dat vrouweportret van Ph. de Champaigne zult gij toch wel niet vergeten, en vergeet Renan ook maar niet, maar toch, doe ze weg. - ‘Als gij honig gevonden hebt, zie dan toe dat gij er niet te veel van eet, opdat zij U niet tegen ga staan’, staat er in de Spreuken. of iets dergelijks. Kent gij Erckmann-Chatrian: Le conscrit, Waterloo en vooral L'ami Fritz en ook Madame Thérèse? Lees die maar eens als gij ze krijgen kunt. Verandering van spijs doet eten (mits wij toch vooral maar zorgen wij eenvoudig eten, er staat niet voor niets: Geef ons heden ons dagelijksch brood) en de boog kan niet altijd gespannen zijn. - Gij neemt het mij toch niet kwalijk als ik U zoo 't een en ander zeg? Ik weet gij Uw verstand ook wel hebt. Vind maar niet alles goed, en leer voor U zelven onderscheid voelen tusschen betrekkelijk goed en kwaad, en laat dat gevoel U den rechten weg wijzen onder hooger leiding, want jongen wij hebben zoo noodig ‘que Dieu nous mène’. Schrijf maar weer eens spoedig en maar eens wat bizonderheden. Groet de bekenden, vooral ook den Hr. Tersteeg en familie en heb het zoo goed mogelijk. à Dieu geloof mij steeds
Uw liefh. broeder Vincent. | |||||||||||||||||||||||||
43Waarde Theo, Paris le 14 oct. 1875. Maar weer eens een woordje om mij zelven zoowel als U op te wekken. Ik raadde U om Uwe boeken weg te doen, en raad U dat nog, zeker, - doe het maar, gij zult er rust bij vinden; maar terwijl gij het doet, zorg gij niet kleingeestig wordt, en beschroomd om te lezen wat goed geschreven is, integendeel dat is een troost in ons leven. - ‘Que toutes les choses qui sont véritables, toutes les choses qui sont honnêtes, toutes les choses qui sont justes, toutes les choses qui sont pures, toutes les choses qui sont aimables, toutes les choses qui sont de bonne réputation et où il y a quelque vertu et qui sont dignes de louange, que toutes ces choses occupent vos pensées.’ | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||||||||||||||||
Zoek maar naar licht en vrijheid en verdiep U niet al te diep in het slijk der wereld. Wat zou ik U graag eens hier hebben, en U de Luxembourg en de Louvre eens laten zien; maar ik heb idee gij ook nog wel eens naar hier zult komen met der tijd. Pa schreef mij eens ‘vergeet de geschiedenis van Icarus, die naar de zon wou vliegen en op een zekere hoogte gekomen, zijn vleugels verloor en in zee viel, toch niet’. Gij zult wel dikwijls voelen, dat noch gij noch ik zijn wat we hopen te worden, en wij nog ver van Pa en anderen af zijn, dat ons soliditeit en eenvoudigheid en ongeveinsdheid ontbreekt, men is niet op eens eenvoudig en waar. Maar toch laat ons maar volhouden, maar vooral geduld hebben, wie gelooven haasten niet; toch is er onderscheid tusschen ons verlangen om Christenen te worden en dat van Icarus om naar de zon te vliegen. Ik geloof een betrekkelijk sterk lichaam geen kwaad kan, zorg dus dat gij U goed voedt en als gij soms ergen honger of liever eetlust hebt, eet dan maar goed ook. Ik verzeker U dat ik dat ook dikwijls genoeg doe en vooral gedaan heb. Vooral maar brood, geloof ik jongen, ‘Bread is the staff of life’ zeggen de Engelschen (hoewel die toch wel vleesch lusten ook en zelfs veel te veel in 't algemeen.) En nu schrijf mij weer spoedig eens, en maar eens over alledaagsche zaken ook. Houd U ferm en groet wie naar mij mocht vragen voor mij; over een week of 10 zien wij elkaar willen wij hopen. In gedachten druk ik U hartelijk de hand en ben steeds Uw liefh. broeder Vincent. | |||||||||||||||||||||||||
44Waarde Theo, Paris le 9 nov. 1875. Het is tijd gij weer wat van mij hoort, maar 't zal deze keer maar een kort woordje zijn, want ik heb niet veel tijd. Dank voor wat gij mij zondt, ik ben er blij mede. Zoowel voor de anderen als voor U ben ik blij gij op den dag van de bevestiging te Etten zijt geweest. Gij moet mij eens schrijven hoe gij het daar vondt. Oom Vincent en Tante zijn gisteren weer vertrokken, ik ben nog al eens bij hen geweest. Tot mijn spijt zag ik hen gisteren niet aan den trein toen zij weggingen; hierbij een briefje, geef | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||||||||||||
dat aan Oom als gij hem ziet, het is om hem te zeggen hoe het kwam wij elkaar aan 't station niet zagen. Wat is het herfst, gij zult nog al eens wandelen, staat gij vroeg op? Ik doe dat geregeld, het is een goed ding zich daaraan te wennen, 't is kostbaar en mij reeds zeer lief dat vroege schemeruur. Meestal ga ik vroeg naar bed 's avonds. 's Morgens kookt mijn waarde Engelschman haverdegort, wat zou ik U graag eens 's morgens hier hebben. Nu spoedig waarschijnlijk meer. Schrijf maar weer eens spoedig en maar flink weg. In gedachten druk ik U de hand en ben steeds Uw liefh. broeder Vincent. | |||||||||||||||||||||||||
45Waarde Theo, Parijs le 15 nov. 1875. Hierbij een briefje voor Oom Hanebeek; ik schreef nog niet na het overlijden van Annet en voelde behoefte om dat toch eens te doen. Komt gij er nog al eens? In elk geval gaat gij het briefje toch zelf brengen nietwaar? Mijn waarde Engelschman kookt tegenwoordig iederen morgen haverdegort, waar van hij 25 pond van zijn vader gekregen heeft; hoe graag zou ik willen gij er eens van proeven kondt. Ik ben toch zoo blij dat ik dien jongen heb ontmoet. Ik heb van hem geleerd en heb hem ook kunnen wijzen op een gevaar dat hem dreigde. Hij was nog nooit van huis geweest en had, hoewel hij het niet liet merken, een ziekelijk (hoewel edel) verlangen naar zijn vader en zijn thuis. Hij verlangde daarnaar met het verlangen dat aan God en den hemel toebehoort. Vergoding is geen liefde. Wie zijn ouders liefheeft, moet hen achterna het leven door. Dat ziet hij nu duidelijk en heeft met droefheid in 't hart toch moed en lust om verder te gaan. Heeft Pa U al reeds eens gezegd, zooals hij dat mij wel deed: ‘Bewaar Uw hart voor alle dingen, want daaruit zijn de uitgangen des levens.’ Laat ons dat maar doen, dan zullen wij met Gods hulp er wel komen. Heb het goed en geloof mij steeds
Uw liefh. broeder Vincent. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||||||||||||||
46Waarde Theo, Paris le 4 dec. 1875. Een enkel woordje in haast omdat het morgen St. Niklaas is. Dat is toch een aardige dag in Holland, ik zou het nog wel eens willen zien. 't Is tijd dat het Kerstmis wordt, vindt gij dat ook niet, wij zullen heel wat te bepraten hebben. 't Is jammer A. ook niet kan komen, ik hoop zoo zij ook goede dagen dan hebben zal, het kerstfeest in Engeland is zeer eigenaardig en 't zal A. misschien hare omgeving nog meer lief doen krijgen, als zij het feest ginder viert en meehelpt om het daar aan huis goed te maken. Mijn waarde Engelschman (Gladwell heet hij) gaat ook voor een paar dagen naar huis, gij kunt denken hoe hij verlangt, hij is nog nooit vóór nu in ernst van huis geweest. Schrijf maar weer eens spoedig. Is het bij U ook zoo koud als hier, Gladwell en ik hebben 't 's morgens en 's avonds goed bij ons kacheltje. Ik ben weer aan 't pijpen rooken vervallen en 't smaakt mij soms weer als van ouds. Groeten aan allen die naar mij mochten vragen. Hartelijk druk ik U in gedachten de hand en ben steeds Uw liefh. broeder Vincent. | |||||||||||||||||||||||||
47Waarde Theo, Paris le 9 dec. 1875. Vanmorgen hoorde ik van huis wat je overkomen isGa naar voetnoot*) en ik wil U maar dadelijk eens schrijven. Wist ik maar iets dat ik voor U doen kon, dezer dagen gaat er een kist naar den Haag, ik zal daar wat chocolade in doen; Gladwell noemt dat ‘consolation’. Het boekje van Jules Breton stuur ik U ook, als ik het tenminste terug kan krijgen, ik heb het uitgeleend. Zeer verlangend ben ik te hooren hoe het U gaat; schrijf dus spoedig een woordje en vertel als ge wilt eens wat uitvoerig hoe het U in die dagen ging. Wat was ik graag bij U Theo, maar wat zullen wij er aan doen, het kan niet anders jongen. Over 14 dagen ga ik naar huis en dan zien we elkaar toch in elk geval willen we hopen en ons weerzien zal er om het gebeurde niet minder heerlijk zijn. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||||||||||||||
Als ge oom Jan mocht zien, groet hem dan s.v.p. en bedank hem voor zijn brief. Gij moet maar zien goede vrienden met hem te worden, ik ken hem weinig, maar weet toch hij ‘fijn goud’ is. Wat is het koud geweest, gelukkig is het hier gisteren gaan dooien, ik had daar niets op tegen. Ik heb het dezer dagen nog al druk met den inventaris, etc. en het trachten afdoen van een en ander voor ik vertrek. En nu Theo, in gedachten een hartelijken handdruk, van harte beterschap kerel. Steeds Uw zoo liefh. broeder Vincent. | |||||||||||||||||||||||||
48Waarde Theo, Paris le 10 dec. 1875. Hierbij het beloofde. - Het boek van Jules Breton zult gij wel mooi vinden. Er is één van zijne gedichten dat mij bizonder trof, het is ‘Illusions’. Gelukkig zij wier hart zoo gestemd is. ‘Hun die God lief hebben, zullen alle dingen medewerken ten goede’, is een schoon woord. Zoo zal het ook U wel gaan, en de nasmaak van deze moeilijke dagen zal wel goed zijn. Maar schrijf toch maar eens spoedig hoe het gaat, en wanneer de dokter zegt gij beter zult zijn, als gij dit tenminste nog niet reeds gedaan hebt. Vandaag 14 dagen hoop ik te Etten te zijn, hoe ik er naar verlang kunt gij wel denken. Heb ik U reeds verteld ik weer aan 't pijpen rooken ben vervallen? Ik heb in mijn pijp een oud trouw vriend teruggevonden en nu zullen wij wel niet meer scheiden denk ik. Van oom Vincent hoorde ik dat gij ook rookt. Zeg allen bij Roos toch vooral goeden dag voor mij, wij beiden hebben veel goeds daar in huis beleefd en veel trouw ondervonden. Wij hebben op 't oogenblik ‘Le dimanche matin’ van Emile Breton hier. Dat kent ge immers? 't Is eene dorpsstraat van boerenhuizen en schuren en aan 't eind de kerk met populieren omgeven. Alles besneeuwd, en zwarte figuurtjes die naar de kerk gaan. 't Zegt ons dat de winter koud is, maar dat er warme menschenharten zijn. Heb het zoo goed mogelijk jongen, en geloof mij steeds Uw liefh. broeder Vincent. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||||||||||||||
De pakjes chocola gemerkt x zijn voor U, de andere voor juffrouw Roos. Rook de cigaretten met de huisgenooten op. à Dieu. | |||||||||||||||||||||||||
49Waarde Theo, Paris le 13 dec. 1875. Uw bief van dezen morgen had ik reeds met verlangen tegemoet gezien en zeer blij ben ik gij weer aan 't beter worden zijt. Het pakje voor U is eerst heden verzonden, het boekje van Jules Breton is er in. Ik verlang naar Kerstmis en naar U te zien jongen, maar we zullen er nu spoedig genoeg zijn. Waarschijnlijk ga ik Zondag over 8 dagen 's avonds van hier. Doe toch Uw best om zoo lang mogelijk vrij te krijgen, maar nu nog iets, neem het mij niet kwalijk. Gij hebt even als ik, de gedichten van Heine en Uhland mooi gevonden, maar jongen pas op, 't is nog al heel gevaarlijk goed, die illusie duurt niet lang, geef er U niet aan over. Zoudt ge soms die boekjes die ik voor U uitschreef, weg doen? Later zullen die boeken van Heine en Uhland U nog wel eens in handen komen en dan zult gij ze met andere gevoelens lezen en met een geruster hart. Van Erckmann-Chatrian houd ik veel - dat weet gij wel. Kent gij l'Ami Fritz? Om nog eens terug te komen op Heine. Neem eens het portret van onzen vader en moeder en neem eens ‘Les adieux’ van Brion en lees Heine dan eens met die 3 voor oogen; dan zult ge wel zien wat ik meen. Maar kerel, gij weet immers wel ik U de les niet lees en U geen zedepreeken houd, ik weet dat gij in 't hart hebt wat ik in 't mijne heb, daarom praat ik zoo soms maar eens ernstig met U ook. Maar neem die proef eens in alle geval. En nu wordt spoedig beter en schrijf maar weer eens spoedig. Hoe gaat het Willem Valkis? Groet hem en alle huisgenooten en al die mij kennen, ook v. Iterson. Wij hebben op 't oogenblik een mooi schilderij van Schreijer hier, een wagen met paarden in een herfstlandschap bij ondergaande zon. Ook een prachtige Jacque, somber landschap met schapen. Hoe vindt ge die kleine Jacque ‘Labourage’, die sedert eenigen tijd in den Haag is? Het beste U van harte toegewenscht en nogmaals beterschap. Steeds Uw liefh. broeder Vincent. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||||||||||||||
50Waarde Theo, Parijs 10 January 1876. Sedert wij elkander zagen schreef ik U nog niet, er viel in dien tijd iets voor wat mij niet geheel onverwacht kwam. Toen ik den Hr. Boussod weer zag, vroeg ik of ZEd. 't immers goed vond, ik ook dit jaar weder in het huis zou werkzaam zijn, en dat ZEd. immers niets zoo heel ernstigs op mij te zeggen had. 't Laatste was echter wel het geval en ZEd. haalde mij als het ware de woorden uit den mond dat ik dan met 1 April zou heengaan, de Heeren dankende voor wat ik in hun huis mocht geleerd hebben. Wanneer de appel rijp is, doet een zacht windje dien van den boom vallen, zoo is het ook hier; ik heb wel dingen gedaan die in zekeren zin zeer verkeerd waren en heb daarom maar weinig te zeggen. En nu jongen, wat ik beginnen moet, is mij betrekkelijk zeer duister tot nog toe, maar wij willen hoop en moed zien te behouden. Wees zoo goed dit briefje aan den Hr. Tersteeg te laten lezen, ZEd. mag het wel weten, maar het is geloof ik beter gij er voor 't oogenblik tegen geen mensch anders over spreekt en maar doet als of er niets gaande was. Schrijf maar eens spoedig weer en geloof mij steeds Uw liefh. broeder Vincent. | |||||||||||||||||||||||||
51Waarde Theo, Parijs Januari 1876. In de eerste kist die naar den Haag gaat zult gij diverse pakjes vinden, wees zoo goed daar zorg voor te dragen. Vooreerst een voor U zelven, waarin ‘Felix Holt’, als gij het gelezen hebt zend het dan s.v.p. naar Etten, en als men het daar uit heeft, s.v.p. bij gelegenheid naar hier terug want het behoort niet van mij. Het is een boek, dat mij zeer getroffen heeft en dat zal het U ook wel doen. Er is ook een pakje voor den Hr. Tersteeg en een voor Mevrouw en ook een voor Mauve en zijne vrouw. Aan Mauve schreef ik hij U eens moest vragen om dat boek over Michel; laat het hem bij gelegenheid s.v.p. eens zien. - Ook is er een pakje voor Pa, doe Uw best te zorgen het nog op zijn verjaardag te Etten komt; gij zoudt er misschien Felix Holt kunnen bijvoegen, en gij het lezen als het in Etten is geweest, dat is misschien nog wel het beste. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||||||||||||||||
In het aan U geadresseerde rolletje zult gij vinden 3 etsen naar Jules Dupré, één voor Oom Jan van Gogh, met mijne groeten, en één voor Pa. Verder voor Pa ook een lith. naar Bodmer en eene ets van Jacque, en dan nog een lith. naar Cabat voor U. Cabat heeft zeer veel van Ruysdael, er zijn twee prachtige schilderijen van hem op de Luxembourg, 't eene een vijver met boomen er om heen in den herfst bij zonsondergang, en het andere den avond van een grauwen herfstdag, een weg langs een water en een paar groote eikeboomen. Die ets naar Jules Dupré is mooi, 't is er eene uit een cahier van 6 met Dupré's portret. Hij heeft zoo'n eenvoudig en nobel gezicht, 't doet mij eenigszins aan dat van Mauve denken, maar hij is ouder en misschien ziet hij in werkelijkheid er anders uit dan Mauve. Het is goed dat gij Engelsche les neemt, daar zult gij geen spijt van hebben. Gaarne zond ik U een Longfellow en ‘Andersen's fairy tales’ ik zal zien of ik ze vinden kan, mocht ik ze sturen lees dan in Longfellow vooral Evangeline, Miles Standish & King Robert of Sicily etc. En nu zeg ik u alweer goedendag en druk U in gedachten de hand. Groeten bij Roos en als de een of ander naar mij mocht vragen en geloof mij steeds Uw liefh. broeder Vincent.
Groet ook vriend Borchers nog eens van mij. | |||||||||||||||||||||||||
52Waarde Theo, (Parijs 1876) Dank voor uw brief, schrijf mij maar eens dikwijls, want daar verlang ik naar in deze dagen. Schrijf maar wat uitvoerig ook, en over dagelijksche dingen, gij ziet ik dat laatste ook wat meer ga doen. Wat gij mij van Boks hebt verteld, hoe die zijn atelier heeft ingericht en hoe gij daar nog al eens komt, interesseerde mij, houdt mij maar goed op de hoogte. - Wij voelen ons zoo wel eens nog al eenig, en verlangen naar vrienden en meenen wij heel anders en gelukkiger zouden zijn als wij ‘datte’ vonden, een vriend van wien wij zouden zeggen ‘dat is het’. Maar gij zult het ook reeds beginnen te merken, dat daar veel zelfbedrog achter steekt en dat verlangen, als wij er al te veel aan toegaven, ons van den weg zou afhelpen. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||||||||||||||||
Er is een woord dat mij dezer dagen vervolgt, 't is de dagtekst van heden: ‘Zijne kinderen zullen zoeken den armen te behagen’. En nu nog wat nieuws, n.l. dat mijn vriend Gladwell gaat verhuizen; een van de employés van de drukkerij heeft hem bepraat om bij hem te komen inwonen; reeds vroeger deed hij daar moei_te voor. Gladwell heeft, geloof ik, het gedaan zonder na te denken, ik heb geducht spijt hij heengaat, 't zal reeds spoedig zijn, aan 't eind van deze maand waarschijnlijk. Wij hebben deze laatste dagen eene muis in onze ‘cabin’, gij weet dat de naam van onzen kamer is. Iederen avond leggen wij brood klaar en zij weet dat reeds goed te vinden. Ik lees de advertenties in de Engelsche couranten en schreef reeds op een paar, wij willen op zegen hopen. En nu groeten bij Roos en als anderen naar mij mochten vragen, en schrijf maar weer eens spoedig. à Dieu. Mocht de Hr. Tersteeg soms met U over mij spreken, schrijf mij dat dan. Groet ZEd. telkens voor mij als ik U schrijf. Steeds Uw liefh broeder Vincent. | |||||||||||||||||||||||||
53Waarde Theo, Parijs 2 February 1876. Zoudt gij mij een groot genoegen willen doen? Gij kent die uitgave à 15 cts van Andersen's ‘Vertellingen van de Maan’ vertaald door Ds. ten Kate. Zoudt gij mij daarvan bij gelegenheid een ex. kunnen sturen? Eerst morgen gaat er een kist naar den Haag, waarin ik de bewuste pakjes zal insluiten. Dat voor Pa zal niet meer in tijds te Etten kunnen zijn, maar zend het maar zoo spoedig mogelijk. Tot nog toe heb ik geen antwoord op verscheiden brieven die ik schreef op advertenties. Ook Oom Vincent antwoordde mij niet. Mr. Obach vroeg ik of ik personen die informatie aangaande mij mochten verlangen, naar hem mocht toezenden en ZEd. schreef mij een zeer toegenegen gestemd briefje terug. Enfin jongen, maar stillekens voortgaan met het oog op Hem aan wien wij denken wanneer wij zeggen: ‘Wie zal ons het goede doen zien.’ A Dieu, groeten aan wie naar mij mocht vragen en steeds Uw liefh. broeder Vincent. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||||||||||||||||
54Waarde Theo, Parijs 7 February 1876. Van harte wensch ik U geluk met Pa's verjaardag. Het is een mooie tekst die op 8 February: ‘Hij die U roept is getrouw, die het ook doen zal.’ Wat dat het zijn zal voor onzen Vader en voor ons dat weten wij niet, maar wij kunnen dat in zekeren zin overlaten aan Hem wiens naam is ‘onze Vader’ en ‘Ik zal zijn die Ik zijn zal.’ Vandaag kreeg ik een brief in antwoord op een van de mijne, men vroeg of ik Fransch, Duitsch en teekenen kon onderwijzen en ook om een portret. Ik antwoord vandaag, hoor ik iets naders, dan schrijf ik het U spoedig. Dank voor het boekje van Andersen, ik ben daar blij mede; het is om voor te lezen aan een Hollander, een der employés met wien ik nog al omging in den laatsten tijd. Gisteren ging ik naar eene Engelsche kerk hier, het was mij eene aangename gewaarwording, die Engelsche dienst, die veel eenvoudigs en moois heeft, weer eens bij te wonen. De preek was over ‘The Lord is my shepherd, I shall not want. Nogmaals bedankt voor het boekje van Andersen en in gedachte een handdruk, en groeten bij Roos. Van huis hoorde ik de Hr. Tersteeg te Etten is geweest. In haast steeds Uw liefh. broeder Vincent. | |||||||||||||||||||||||||
55Waarde Theo, Parijs 19 February '76. Dank voor Uw laatsten brief en ook voor den catalogus die in de laatste kist was. Heb ik U reeds bedankt voor Andersen's vertellingen, zoo niet dan doe ik het bij deze. Van huis hoorde ik dat gij in het voorjaar de reis met de nouveautés doen zult, gij zult daar wel niets op tegen hebben 't is een goede oefening en gij zult op reis heel wat moois zien. In de volgende kist zult gij Longfellow vinden. Gisterenavond was Gladwell bij mij, hij komt iederen Vrijdag en lazen wij er nog in. Hyperion las ik nog niet, maar hoorde er toch van dat het mooi is. Dezer dagen heb ik een mooi boek van Eliot gelezen, 3 verhalen ‘Scenes of Clerical life.’ Vooral het laatste verhaal: Janet's repentance, trof mij. 't Is het leven van een predikant, die vooral leeft met de bewoners | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||||||||||||||||
der morsige straten eener stad. Zijne studeerkamer zag uit op tuinen met koolstronken etc. en op de roode daken en rookende schoorsteenen van arme huizen. Voor zijn middagmaal kreeg hij gewoonlijk slecht gekookt schapenvleesch en waterige aardappelen. Op ongeveer 34-jarigen leeftijd stierf hij en werd in zijne langdurige ziekte verpleegd door eene vrouw die vroeger aan den drank was, maar door zijne woorden en als het ware op hem steunende, zich zelve had overwonnen en rust had gevonden voor hare ziel. En bij zijn begrafenis las men het hoofdstuk waarin voorkomt: ‘Ik ben de opstanding en het leven, wie in mij gelooft zal leven, al ware hij ook gestorven.’ En nu is het alweer Zaterdagavond, de dagen vliegen hier voorbij en de tijd van mijn vertrek zal spoedig daarzijn. Nog geen antwoord uit Scarborough. Gegroet en in gedachten een handdruk. Steeds Uw liefh. broeder Vincent.
Groeten bij Roos en ook aan v. Iterson. | |||||||||||||||||||||||||
56Waarde Theo, Parijs 15 Maart 1876. Dank voor Uw laatsten brief; bedank ook als gij wilt Mauve en zijne vrouw voor den hunnen, waar ik blij mee was. Zeer verlangend ben ik om de beide schilderijen van Mauve, die voor den Salon bestemd zijn te zien. Misschien komt Gladwell weer naar zijne oude kamer terug; hij krijgt mijn plaats hier in de galerij. Stormt het in den Haag ook zoo? Hier reeds sedert eenige dagen bijna voortdurend. Weet gij, ik, als er niets tusschenbeide komt, nog eerst naar Etten ga? I April of mogelijk 31 Maart denk ik van hier te vertrekken. Van huis hoor ik dat gij op Uwe reis ook nog even te Etten denkt aan te komen. Wanneer vertrekt gij? Ik hoop er gelegenheid zal zijn U de Longfellow te sturen voor gij vertrekt, misschien is het wel een goed boek om mee te nemen. Mijn tijd hier schiet geducht op, geen drie weken meer; aan de zachtmoedigheid en langmoedigheid denk ik ook wel eens, zoo af en toe. Tante Cornelie bezorgde mij een mooi boek ter lezing: ‘Kenelm | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||||||||||||||||
Chillingly’ door Bulwer. Daar is veel moois in. 't Zijn de lotgevallen van een zoon van een rijk Engelschman, die geen rust en vrede kan vinden in zijn omgeving en die in andere kringen gaat zoeken. Toch eindigt hij met in zijn eigen stand terug te keeren, maar heeft geen spijt van wat hij deed. En nu à Dieu, goede reis (en heb het goed en zie veel moois), indien de dag van Uw vertrek vóór mijn volgenden brief is. Steeds
Uw liefh. broeder Vincent. | |||||||||||||||||||||||||
57Waarde Theo, Parijs 23 Maart 1876. Hierbij het boek van Longfellow, het zal wel een vriend van U worden. Vandaag beantwoordde ik weer twee advertenties, ik ga daar maar mede voort, al komt er geen antwoord op de meeste brieven. Mijn tijd begint op te korten hier. Gij zult wel veel moois zien op Uwe reis, hoewel het gevoel voor de natuur niet datte is, zoo is het toch eene heerlijke bezitting; moge het ons maar altijd bij blijven. En nu zult gij ‘in menige herberg tehuis liggen’ dat is ook een eigenaardig genot soms. Gij weet ik eens eene voetreis naar Brighton deed, ik denk altijd met genot daaraan terug. De logementen in Engeland zijn dikwijls zoo aardig. Longfellow beschrijft dat goed in: Tales of the wayside inn. Gladwell krijgt mijne plaats in de galerij en is er reeds om op de hoogte te zijn tegen dat ik weg ga. Ik heb nog al schilderijen gezien die voor den Salon bestemd zijn, o.a. twee zeer mooie groote Gabriëls, een morgen in de weilanden, door den dauw ziet men in de verte eene stad; het andere was wat wij een waterzonnetje zouden noemen. Ook 2 groote Xavier de Cock's, het eene een avond in 't begin van den zomer, eene weide met populieren omgeven; in de verte de boerderij en velden en een meisje dat de koeien naar huis brengt. Op den voorgrond een poel waarbij 3 koeien, een witte een zwarte en een roode in het gras liggen; de zon is reeds onder en de lucht zacht geel, de boomen donker daartegen. - Ik schrijf zeer in haast zooals gij aan het schrift zult merken. Goede reis en steeds Uw liefh. broeder Vincent. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||||||||||||||||
58Waarde Theo, Parijs 28 Maart 1876. Nog een enkel woordje, waarschijnlijk het laatste, dat ik U hier te Parijs zal schrijven. Vrijdagavond ga ik waarschijnlijk van hier, om Zater dagmorgen op denzelfden tijd als met Kerstmis, thuis te zijn. Gisteren zag ik een stuk of 6 schilderijen van Michel, wat zou ik willen gij er bij waart geweest; holle wegen door den zandgrond, die naar een molen toeliepen, of een man die over de heide of zandgrond naar huis ging, met grauwe luchten er boven, zoo eenvoudig en zoo schoon. Mij dunkt de Emmausgangers zagen de natuur als Michel, ik denk altijd aan hen, als ik een van zijne schilderijen zie. Tegelijk zag ik een schilderij van Jules Dupré en wel een zeer groot. Zoover men zien kon zwarte moerasachtige grond, op den 2en grond eene rivier en op den voorgrond een plas waarbij 3 paarden. In beide weerkaatst de bank witte en grijze wolken waarachter de zon is ondergegaan, aan den horizon wat grauwrood en purper, de bovenlucht zacht blauw. Het was bij Durand Ruel dat ik die schilderijen zag; er zijn daar wel 25 etsen naar Millet en hetzelfde aantal naar Michel en massa's naar Dupré en Corot en alle andere artisten te krijgen à 1 fr. het stuk; dat is verleidelijk, een paar naar Millet kon ik niet weerstaan, ik kocht de 3 laatste die van l'Angélus du Soir te krijgen waren, en mijn broeder ontvangt er bij gelegenheid natuurlijk een van. - Schrijf weer eens spoedig. Groeten bij Roos en aan den Hr. en Mevr. Tersteeg en aan allen die naar mij mochten vragen en in gedachten een handdruk en steeds Uw liefh. broeder Vincent. | |||||||||||||||||||||||||
59Waarde Theo, (Etten 4 April 1876). Den morgen vóór mijn vertrek uit Parijs kreeg ik een brief van een onderwijzer te Ramsgate, die mij voorstelt om voor een maand daar te komen (zonder salaris) om na verloop van dien tijd te zien of hij mij gebruiken kan. Gij kunt denken ik blij ben wat gevonden te hebben. Kost en inwoning heb ik in elk geval vrij. Gisteren ben ik met Pa naar Brussel geweest, het was wel heel droevig met Oom Hein. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||||||||||||||||
In de spoor spraken Pa en ik nog al over schilderijen, onder anderen over de schilderijen van Rembrandt op de Louvre en het portret van Burgemeester Six en ook nog in het bizonder over Michel. Zou er geen mogelijkheid zijn dat Pa dat boek over Michel eens zag? Denk er eens om als er gelegenheid is. Ik ben zoo blij dat ik U nog zal zien voor mijn vertrek en L. ook nog. Ramsgate is zooals je weet eene badplaats, er zijn 12000 inwoners vond ik in een boek, maar meer weet ik er niet van. En nu tot Zaterdag, voorspoedige reis en steeds Uw liefh. broer Vincent.
Gladwell bracht mij verl. Vrijdagavond naar de spoor, op mijn verjaardag kwam hij reeds 's morgens om half zeven en bracht eene zeer mooie ets naar Chauvel voor mij mede, een herfstlandschap met een troep schapen op een zandweg. |
|