zeide de moeder. ‘Kom, geef mij nu een zoen en houd u goed.’
Willem bracht zijne moeder nog tot op de stoep, en toen ging hij in den tuin, om daar eens naar zijn eigen plekje grond te zien, 't Was goed, dat hij er kwam, want er was in de laatste dagen veel regen gevallen, en dus was het onkruid er met geweld opgeschoten. Ook waren een paar planten van de stokjes losgeraakt en lagen tegen den grond, terwijl de wormen en slakken hier en daar vrij wat schade hadden aangericht.
‘Och, och, wat ziet mijn tuintje er uit!’ riep Willem.
‘Zoo slordig is het nog nooit geweest, en ik zal vrij wat te doen hebben, om alles weer in orde te krijgen. Ik moet eerst tuinstokjes en bindgaren hebben, om mijne arme planten op te binden, en dan moet ik eens zien, wat ik tegen al dat onkruid en die leelijke slakken begin.’
Terstond ging hij moedig aan het werk. Hij liep naar het tuinhuisje, om hark en schoffel te halen, nam meteen zijn klein kruiwagentje mee, en ging toen aan het opbinden en wieden, zoodat alles er al spoedig veel knapper begon uit te zien. Toen dat gedaan was, ving hij nog eene menigte slakken en rupsen weg, laadde alle steentjes en dorre bladen op zijn kruiwagentje, en harkte de bedjes en paadjes zorgvuldig aan.
‘Zie zoo,’ dacht hij, nadat hij een paar uren hard gewerkt had, ‘nu kan ik mijn tuintje weer aan iedereen laten zien. Mama zal raar opkijken, dat alles nu weer