Domme Chris.
In zeker stadje woonde een man, die heel weinig verstand had, nooit iets had kunnen leeren, en dan ook maar den heelen dag met een grooten stok in de hand langs straat liep. Daar hij altijd zulke gekke gezichten trok en niets dan wartaal uitbraakte, noemden de kinderen hem nooit anders dan: ‘domme Chris.’
Nu waren er ongelukkig in 't stadje veel kleine jongens en meisjes, die domme Chris, waar zij hem maar op straat zagen, achterna liepen en hem zoo lang sarden en plaagden, tot de arme man boos werd en met zijn langen stok op hen toekwam, om hen te slaan.
Onder deze ondeugende kinderen was altijd Paul ook. Deze was de ergste van al de jongens, en de arme Chris had dikwijls ontzettend veel van hem te lijden; omdat Paul daarbij een vlugge en rappe knaap was, had hij tot hiertoe ook het geluk gehad, dat domme Chris hem nooit in handen kon krijgen. Op zekeren dag evenwel, toen hij het weer heel erg maakte, struikelde hij toch over een steen en viel, zoo lang als hij was, op den grond, juist toen domme Chris met zijn stok in de hand op hem los kwam.
‘Daar heb ik je dan eindelijk toch gepakt!’ riep de