kamer, toen de meid de aangestoken lamp bracht.
‘Speel niet met het licht, Klaartje!’ zei de meid en ging weer heen. Zoodra zij echter de kamer uit was, haalde Klaartje al hare lucifers en hield die een voor een boven de vlam. Als er een afgebrand was, wierp zij dien zonder er eens naar te kijken op den vloer. - Was dat niet geducht onvoorzichtig? - Maar zij zou er ook straf voor lijden.
Klaartje werd gedurig wilder en onbezonnener. Eindelijk legde zij zelfs op tafel een klein vuurtje van papier en snippers aan en stak dat met een lucifer in brand. Dat gaf dadelijk eene zoo groote vlam, dat Klaartje zelve er van schrikte en 't vuurtje weer uit wou maken. Zij sloeg er met de hand op, maar brandde zich enkel de vingers, en wist eindelijk anders geen raad, dan dat zij haar schortje nam en het vuur daar mee toedekte. Maar nu begon het boezelaartje ook te branden en na een ommezien stond Klaartje zelve in volle vlam. Nu schreeuwde zij: ‘Help help! Ik verbrand! Ik stik!’
De meid kwam verschrikt toe en maakte met veel moeite het vuur uit. Klaartje was evenwel aan haar heele lichaam zoo vreeselijk verbrand, dat zij 't van pijn uitgierde en weken lang ziek te bed moest liggen. - Zou zij wel ooit van haar leven weer zoo onvoorzichtig met vuur en licht hebben gespeeld?