Braadworstje en muisje.
Het braadworstje en het muisje hebben altijd beurten gehouden, en als de een Zondags uit wandelen ging, bleef de ander thuis, om op den pot te passen. Zoo is het muisje weer eens uit wandelen gegaan, en ze hadden net zuurkool op 't vuur staan. Terwijl nu het muisje uit wandelen was, is het braadworstje op de zuurkool gaan liggen, om zich een beetje te warmen, want het was dien dag erg koud. Toen nu het muisje weer thuis was gekomen en ze samen aan tafel zaten, heeft dat gezeid: ‘Wat heb je toch wel in die zuurkool gedaan? Ze is heel bijzonder lekker.’ Daarop zei het braadworstje: ‘Ja, dat zeg ik niet; want anders verklap je het maar.’ - Toen zei het muisje: ‘Neen, ik zal 't heusch niet verklappen; vertel 't mij maar gerust.’ Nu heeft het braadworstje alles verteld, net zoo als het gebeurd was.
Den volgenden Zondag, toen 't braadworstje zijn beurt was en dat uit kuieren was gegaan, wou 't muisje precies hetzelfde doen; maar toen is het door de zuurkool heengezakt en is er vast in blijven zitten. En toen nu het braadworstje van de wandeling kwam, heeft het overal naar 't muisje gezocht, maar kon dat nergens vinden. - ‘Ik heb toch honger,’ dacht het toen; ‘ik zal dus maar een portie opscheppen en vooraf wat eten. Maar toen het nu wat van de zuurkool op zijn bordje deed, lag het muisje daarin, en 't was dood.