zulke natte turf zullen krijgen. Als er wat van belang gebeurd was, zouden zij het toch zeker wel weten.
Misschien is het echter ook maar goed, dat zij nergens van weten, want ze zouden er mogelijk om lachen, en toch is 't een heel, heel treurig geval, dat gebeurd is. Verbeeld je maar: Joost zijn kanarievogeltje is dood! - Het lieve
diertje, dat van 's morgens tot 's avonds zoo blij en vroolijk placht te zingen, dat zoo mak was, dat het Joost, zoodra hij het deurtje van de kooi maar open deed, op den vinger kwam vliegen, - dat lieve kleine Pietje is dood! Allen in huis hielden evenveel van den vogel en wie hem hoorde zingen, zei, dat in de heele stad zijns gelijke niet te vinden was.
Daar heeft nu van morgen dat lieve diertje dood in de kooi gelegen, en de kinderen hadden er nu al den halven dag om geschreid. Toen eindelijk heeft vader gezeid: ‘Nu moest ge uw vogeltje toch ook eerlijk begraven.’ - En daar heeft Joost een zwart zijden boezelaar van grootmoeder omgehangen, om er uit te zien als een doodbidder, en heeft een schop genomen en is voorop gegaan. Vervolgens kwam Juultje: die had het doode vogeltje in haar schort; en toen kwam