De twaalf maanden van het jaar in zestig tafereeltjes(ca. 1870-1880)–J.J.A. Goeverneur– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina t.o.11] [p. t.o.11] MEI. [pagina 11] [p. 11] Mei. In de lieve, zoete Mei Legt elk vogeltjen een ei En krijgt jongen in zijn nest; Die verzorgt het opperbest En 't is aardig dan, hoe de ouden Beurt om beurt daar wacht bij houden, Hoe zij vette wormpjes vangen En daarmee hun kleintjes voên, Die, al hongrig, vol verlangen Hunne bekjes opendoen. Wat gij hier van die ziet, Doen ook uwe ouders trouw voor u.... Vergeet dat, lieve kindren, niet! Gij kunt het niet vergelden nu, Maar doe dit eens in later tijd, Als gij zelf groote menschen zijt. [pagina 12] [p. 12] Stap, stap, stap! Trap, trap, trap! In de lieve Meimaand leeren De soldaten exerçeeren, Links en rechts de hoofden keeren, Vlug in het gelid marcheeren; En 't is goed, dat ieder man Dat ook naar behooren kan, Want wie zou het land verweren, Kwam de vijand voor de stad En men eens geen leger had, Dat heldhaftig vechten kon Met geweer en met kanon? Vorige Volgende