Proza en poëzie(ca. 1880)–J.J.A. Goeverneur– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 67] [p. 67] De bokkenwagen. In een eigen koets te rijden, Ei, dat lijkt een groot pleizier; Zie dat maar eens aan die beiden Op ons lieve prentje hier. Als een prins en een prinsesje Zitten ze daar zij aan zij In hun kostelijk kalesje Met nog wel een knechtje er bij. Ja, ja, wie dat kleine paartje Zoo ziet toeren door de stad, Wou haast, dat hij 't volgend jaartje Ook zoo'n equipage had. - [pagina 68] [p. 68] Maar toch, honderdduizend kindren Gaan maar simpeltjes te voet, En zou hun dat wel wat hindren, Of bekomt hun 't minder goed? Neen, zoo waar. 't Mag aardig lijken, Dat men zich zoo trekken laat, Maar ik, heusch, gun aan de rijken Graag die glorie en dien staat. De eigen voeten flink te roeren, Is een vrijwat beter ding; Tienmaal liever dan zulk toeren Is me een fiksche wandeling. Heer en juffertje, die rijdt daar, Waarlijk, ik benijd je niet, Zoo je mij ook niet benijdt maar, Als je mij vlug loopen ziet. Vorige Volgende