De honig.
‘Hoezee, 't is vandaag Groene Donderdag,’ riepen Paul, Egbert en Gus. ‘Nu krijgen we honig te proeven. Dat heeft moeder ons beloofd.’
En jawel. Toen de drie jongens aan de ontbijttafel kwamen, lag daar voor ieder een beschuit met honig klaar. De moeder had den honig niet gespaard. De beschuiten waren er dik mee besmeerd. Dat vonden de jongens kostelijk lekker.
‘O moeder,’ zei de kleine Egbert, ‘kon ik maar alledag honig krijgen! 's Morgens honig, 's middags honig. O, wat zou dat heerlijk wezen! Ik zou dan niets anders eten.’
‘Nu, als ge denkt, dat de honig je altijd zoo goed smaken zal als nu, dan willen we dat toch eens beproeven,’ zeide de moeder. ‘Ik heb een grooten pot vol