net als alle meisjes, dolveel van pleizier en pret maken; maar ze kunnen toch ook heel goed stil zitten, als meester in de school of moeder in huis haar wat leert.
Nu is 't een mooie zomermiddag. Mina en haar zusje zijn om vier uren uit school gekomen. Toen, na den eten, hebben ze een uurtje gespeeld, en nu zitten ze met mama in de tuinkamer en zijn vlijtig aan 't naaien.
Ik heb wel eens een meisje hooren zeggen: ‘Ik wou dat die handwerken nooit waren uitgevonden, en vooral dat naaien niet. Wat is dat een naar en vervelend ding!’ Ik denk, dat dat juffertje nooit eens beproefd had, iets goed te doen. Ze zou anders zoo niet gepraat hebben. Want werken is niet naar en vervelend, en goed zijn werk te doen is de beste manier, om gelukkig en tevreden te worden. En wie zou nu ook altijd kunnen spelen en springen?
Mina en Betsy vinden handwerken dan ook volstrekt niet onpleizierig, en zij mogen zelfs graag zoo bij mama met de naald in de hand zitten.
't Is heel stil en rustig daar in de tuinkamer. Broer Jan, die anders leven genoeg in huis kan maken, is naar de teekenles, die eerst om zeven uren gedaan is, en papa is op zijn kantoor. Betsy zit op een klein voetenbankje bij mama zakdoeken te zoomen. Als zij er