Prettige tijdkorting(ca. 1857)–J.J.A. Goeverneur– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 18] [p. 18] [pagina 19] [p. 19] De beer. Eens woonde in 't bosch een wilde beer En zwierf daar brullend heen en weer; Kwam nu een kind er bloempjes plukken, Dan scheurde hij 't maar zoo in stukken. Daar men dit in de buurt vernam En dus geen kind in 't bosch meer kwam, Begon de beer, om toch wat te eten, Zijn eigen nagels op te vreten. Hij beet er op, hij knauwde ze af, Tot - wat gebeurde tot zijn straf? Twee mannen kwamen en die zagen Hem zoo weêr aan zijn klauwen knagen. ‘Ha,’ - dachten zij, - ‘is 't zoo gesteld? Heeft hij geen nagels meer, de held, En kan hij zich niet meer verweren, Dan willen we hem mores leeren.’ Ze vielen op hem aan; de beer Sprong op en stelde zich te weer, [pagina 20] [p. 20] Maar ach! met zijn kapotte klauwen Kon hij niet vechten meer of krauwen. Nu gaat de trommel: Bom, bom, bom! En brommend draait de beer zich om. - Had hij zijn nagels niet gevreten, Dan lag hij nu niet aan de keten. Vorige Volgende