Oom Willem en zijne buurkindertjes. Een schoolboekje
(1878)–J.A. van Dijk, J.J.A. Goeverneur– Auteursrechtvrij
[pagina 59]
| |
Ziet den luien joris loopen:
Ach, wat staan zijn oogen flauw!
Bleek en fletsch staan zijne wangen,
Geest en lichaam leven nauw.
Ziet eens nijvren frits daartegen:
Bloeiend, sterk, gezond en frisch,
Moedig, vroolijk, weltevreden -
Alles leeft, wat aan hem is!
Vlijt alleen kan ruste geven,
Bant de zorgen, weert verdriet,
Brengt gezondheid aan en krachten,
En verveling kent zij niet.
Zou ik dan - daar vlijt tot vreugde,
Luiheid tot ellende leidt -
Werkeloosheid meer beminnen,
Dan een nutte bezigheid?
| |
[pagina 60]
| |
Neen, ó vlijt! gij zijt mij dierbaar;
Maar voor luiheid ben ik bang;
Veel heb ik te doen, te leeren,
En ons leven duurt niet lang.
Kom dus, daadlijk maar begonnen!
Vat ik 't werk slechts moedig aan,
Eer dat ik het half zou denken,
Is de taak dan afgedaan.
|
|