11. Nederigheid maakt bemind.
Weet gij wel, kinderen! wien men nederig noemt? - Ik zal u dat met korte woorden zeggen. Men noemt iemand nederig, die niet trotsch wordt en zich niet boven anderen verheft, ofschoon hij meer verstand, schoonheid, sterkte, geld, goed, eer of aanzien heeft, dan zij bezitten.
En die beminnelijke deugd bezat herman, lieve kinderen! zoo als ge hier hooren zult.
Zag hij op de school, dat een ander kind iets niet zoo schielijk begreep of niet zoo vlug en goed kon antwoorden als hij, dan zou hij dat kind daarom niet beschamen, maar 't aanmoedigen en helpen, niet bespotten of uitlachen, maar het veel liever opbeuren en moed inspreken. Prezen de andere jongens hem soms, omdat hij meer verstand en kunde bezat, dan zij, zoo zeide hij: