Oom Willem en zijne buurkindertjes. Een schoolboekje
(1878)–J.A. van Dijk, J.J.A. Goeverneur– Auteursrechtvrij
[pagina 46]
| |
Wild fladdrend, tjilpte de arme moêr
En sidderde als een blad,
Nu ze in de handen van filip
Daar zoo besloten zat.
‘Daar, gerrit! pak het ding, en 'k wil
Nog eens naar boven gaan. -
Nu moeten,’ sprak de dierenplaag,
‘Er ook de jongen aan!’
Hoe schuw zag 't beestje gerrit aan!
Wat gaf 't een bangen schreeuw!
Wat kreeg het mededoogend kind
Een deernis met de spreeuw!
‘Ach,’ zei hij tot den dierenbeul,
‘Waartoe dat wreed geweld?
En wat genoegen hebt ge er aan,
Dat gij die vogels kwelt?’
| |
[pagina 47]
| |
‘De jongen,’ riep flip, ‘wip ik straks,
De moêr komt aan de lijn,
En 'k laat haar op dan in de lucht -
Ze zal mijn vlieger zijn!’
Doch gerrit zocht de centen saam,
Die hem zijn moeder gaf,
En kocht daarvoor, uit medelij,
filip zijn spreeuwen af.
Vol vreugd zag hij den vogel aan,
En streelde hem meteen;
Hij liet zijn kleine handjes los,
En.... wip! daar vloog die heen.
Rechtuit, rechtaan, op 't nestje af. -
Hoe blij was 't lieve beest!
Als 't ergens feest op de aarde was,
Was 't nu in 't nest daar feest.
| |
[pagina 48]
| |
Verwonderd zag filip dat aan,
En riep: ‘Je bent een zot!’
Maar gerrit zei: ‘Het raakt mij niet,
Of mij een beul bespot.’
En 't was geen oogenblik daarna,
Of de oude, al hun best,
Ze haalden rupsen voor hun broed
En pluimpjes voor hun nest.
Dat zag de lieve gerrit thans
Met flonkrende oogen aan,
En riep: ‘Ha, ha! wat is het goed,
Dat ik zóó heb gedaan!’
En telkens, als de vogel zong,
Lachte onze gerrit blij,
En dacht: ‘Het leven schonk ik hem,
En daarvoor dankt hij mij!’
| |
[pagina 49]
| |
Filip werd groot; maar, kinderen! beeft
Voor zijn verschrikkelijk lot:
Hij werd een menschenmoordenaar,
En stierf op het - schavot!
|
|