Vos en Das.
Er was eens een vos, die een lammen poot had en daarom niet op de jacht kon gaan. Eten echter wilde hij toch. Daar hij nu in zijn hol niets meer te bikken vond, hinkte hij naar zijnen buurman. Dat was de das.
‘Och lieve buur,’ zeide de vos, ‘ik ben in bitteren nood. Help mij. Ik heb honger en heb geen kruimeltje eten meer in mijn hol. Ontferm je over mij, want anders moet ik ellendig omkomen.’
De das had medelijden met den armen vos en gaf hem een half patrijsje en ook het achterstuk van een haas mee naar huis.
De vos was daar recht mee in zijn schik en bedankte wel duizendmaal.
Vier weken later was de vos weer gezond. Nu evenwel werd de das ziek. Hij had pijn in al zijne ledematen en kon daarom niet ver van zijn hol weg. Daar hij zich nu niet meer kon redden en al zijn voorraad verteerd was, liet zich ook bij hem de honger voelen. En honger doet zeer.
In dezen nood ging hij tot zijn buurman, den vos. ‘Lieve buur-