De ondeugende kinderen(1852)–J.J.A. Goeverneur– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 8] [p. 8] Nanette met de snorren. Nanette is een ondeugend kind En daarom bij geen mensch bemind. Wat men haar doen of zeggen mag, Ze huilt en dwingt den heelen dag, Vol nijd en vol kwaadaardigheid.... Kortom, Net is een stoute meid. Nu, moet ge weten, heeft Nanet Drie poppen, bijster mooi en net. Die komen 's nachts een reisje Voor 't bed van 't booze meisje En zeggen haar en dreigen: ‘Nanette, lieve schat, Pas op, of.... weet je wat? Je zult een snorbaard krijgen, En wij, we gaan op 't pad En kuijren naar een stad, Waar braver meisjes wonen, En die zich liever toonen.’ Doch, stout nog bleef Nanetje. Toen kwamen voor haar bedje De poppen alle drie weêr staan, En plakten haar twee snorren aan, Zóó lang en dik en zwart van haar, Als bij dragonder of huzaar, Terwijl ze riepen: ‘He! Meid, ben je nu te vreê? Je waart niet zoet en aardig, Nu ben je knevelbaardig.’ [pagina 9] [p. 9] Mèt stapten alle drie de poort Uit naar een ander stadje voort, Waar braver meisjes woonden En die zich liever toonden. Maar, wat ellende, d'andren dag, En wat een jammer en geklag, Toen allen t'huis daar zagen, Dat Netje een baard moest dragen! Haar vader en haar moeder, Haar zuster, tante en broeder, Die riepen: ‘Kijk toch evel, Nanette heeft een knevel! ‘Neen, kind, nu is 't met ons gedaan, We willen naar een stadje gaan, Waar braver meisjes wonen, En die geen baard vertoonen.’ Nanette bleef nu heel alleen; Haar hielp geen klagen of geween! Al hare levensdagen Moet zij haar snorbaard dragen. Vorige Volgende