De kleine snapper
(1877)–J.J.A. Goeverneur– Auteursrechtvrij
[pagina 9]
| |
De pop deed ook dadelijk hare blauwe oogen toe en sliep. Kort daarna kwam daar evenwel eene vlieg aangonzen. Die vlieg ging de pop midden op den neus zitten. Toen Roosje dat zag, werd zij heel boos op de vlieg. ‘Foei, stoute vlieg,’ zeide zij, ‘hoe kunt gij mijne pop in den neus prikken, daar ze toch zoo gerust slaapt?’ Op een drafje haalde Roosje nu den vliegenklap. Daarmede wilde zij de vlieg doodslaan. Toen Roosje echter toeslaan wou, vloog de vlieg weg en ging op den spiegel zitten. Roosje liep haar na. Zij wilde nog eens met den vliegenklap naar haar slaan, maar wip was de vlieg weg. Dat maakte de kleine meid nog verdrietiger. ‘Ik zal je toch nog wel krijgen,’ zeide zij. Nu zette de vlieg zich op eene waterkaraf, die op tafel stond. ‘Wacht, leelijk ding,’ zeide Roosje; ‘hier zul je mij niet ontsnappen!’ Hierop sloop Roosje zachtjes naar de tafel, lichtte den vliegenklap op en deed een slag naar de vlieg. De vlieg echter raakte zij niet Die vloog gauw weg. Maar de waterkaraf viel van de tafel en brak in duizend stukken. |
|