blijven hangen, zijn met hare pootjes in de fijne draden vastgeraakt en dan door de spinnen aangevallen en gedood! Doe het niet, doe het niet!’
‘Ach,’ zei de jonge vlieg, ‘die groote vliegen hebben het niet goed genoeg overlegd. Ik zal het verstandiger aanleggen. Ik houd mijn kop stijf vooruit, trek mijne vleugels in, druk mijne beenen vast aan het lijf en - krak! - ben ik door het net heen.’
‘En ik zeg je voor de derde maal, kind, doe het niet,’ vermaande de oude vlieg. ‘Men mag niet te veel wagen.’
‘Kom, kom, ge wilt mij bang maken,’ zeide de jonge vlieg. ‘Ik doe het toch!’
Met deze woorden hief de jonge vlieg hare vleugels op en schoot op het net toe. Maar o wee! Ze kwam er niet door, maar bleef met de beenen in het net hangen.
De groote spin, aan wie het net toebehoorde, kwam nu als de wind toe, pakte de jonge vlieg, doodde haar en zoog haar het bloed uit.