De jonge vlieg
(1877)–J.J.A. Goeverneur– Auteursrechtvrij
[pagina t.o. 5]
| |
[pagina 5]
| |
de moeder. ‘Als het tien uren slaat, zal ik je roepen. Dan komt ge weer hier en gaat aan je werk. Vroolijk en vlug huppelden de beide jongens de deur uit en den tuin in. ‘Wat zullen we dan nu spelen?’ vroeg Bart, toen zij buiten waren. ‘Me dunkt, we spelen schuilemannetje,’ zei Leo. ‘Och neen, dat is zoo vervelend,’ riep Bart. ‘Laat ons liever krijgertje spelen.’ ‘Krijgertje?’ zei Leo. ‘Neen, daar zweet men te veel bij. We willen liever eens op den schommel gaan.’ ‘Schommelen, och wat!’ riep Bart. ‘Dan wil ik toch liever onze geweren halen en willen we soldaatje spelen.’ ‘Alweer soldaatje spelen!’ zei Leo. ‘Dat hebben we immers gisteren al gedaan. Neen, dan doe ik niet mee. Weet ge wat, we zullen daar op den zandhoop eene groote vesting bouwen.’ ‘Neen, daar heb ik vandaag geen lust toe,’ zei Bart. ‘Laat ons dan nog liever blindemannetje spelen.’ ‘Och neen,’ zei Leo; ‘dàt vooral niet. Waarom niet liever vos en gansje?’ En zoo ging dat maar al voort. De een verkoos dit spel en de ander dat. Maar wat de een wou, dat wou de ander niet. En zoodoende kwam het tot geen spel. Daar op eens ging een raam open en hoorden de twee jongens de moeder roepen: ‘Bart, Leo, het heeft tien uren geslagen. Je speeltijd is om. Komt nu schielijk hier en gaat dadelijk aan je werk.’ Zoo moesten de beide broertjes weer in huis komen en aan hun werk gaan. Gespeeld hadden zij nog niet. En waarom niet? |
|