Gedichten en rijmen
(1836)–J.J.A. Goeverneur– AuteursrechtvrijJ.J.A. Goeverneur, Gedichten en rijmen. W. van Boekeren, Groningen 1836
DBNL-TEI 1
Wijze van coderen: standaard
-
gebruikt exemplaar
exemplaar Koninklijke Bibliotheek Den Haag, signatuur: 859 H 116
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Gedichten en rijmen van J.J.A. Goeverneur uit 1836.
redactionele ingrepen
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina's (*2, VIII) zijn niet opgenomen in de lopende tekst.
[pagina *1]
GEDICHTEN EN RIJMEN.
[pagina *3]
GEDICHTEN en RIJMEN,
VAN
J.J.A. GOEVERNEUR.
TE GRONINGEN, BIJ
W. van BOEKEREN.
1836.
[pagina *4]
[pagina V]
INHOUD.
Sappho, Grieksche Legende, naar La Martine. | blz. 1. | |
Winteravondlied | blz. 10. | |
De bloem | blz. 15. | |
Jan de rijmer's togt naar den zangberg | blz. 18. | |
De brug | blz. 24. | |
Mina's eisch | blz. 26. | |
Des zangers nachtwake | blz. 29. | |
Il campo vaccino, fragment, naar A. Barbier | blz. 32. | |
Zwarte dagen, naar denzelfden | blz. 37. | |
Reinier en adelheid | blz. 39. | |
Op eenigen afstand van het oude grafelijke slot te Boxtel, wordt nog de plek aangewezen, waar eenmaal eene der adellijke burgjonkvrouwen op een' donkeren avond door eene noodlottige verblinding in de rivier gestort en met den minnaar, die haar vruchteloos poogde te redden, in de golven moet omgekomen zijn, - Dit eenvoudig verhaal heeft misschien alleen aantrekkelijkheid voor mijzelv', wien het de vredige uren in het |
[pagina VI]
geheugen terugroept, die ik, na eene lastige dienst, in de grijze, romantische slotkapel aan de bewerking van hetzelve besteedde. | ||
Koffijpraatjes | blz. 50. | |
De met de Transatlantische letterkunde bekende lezer zal ligtelijk bespeuren, dat de Whim-Whams of Launcelot Langstaff ook den schrijver van dezen brief niet ten eenen male vreemd waren. | ||
Des krijgsmans droom | blz. 57. | |
Dante alighieri, naar A. Barbier | blz. 59. | |
's Dichters roeping, naar denzelfden | blz. 61. | |
De vallende ster | blz. 63. | |
Jan de rijmer en de muze | blz. 66. | |
Napoléon, naar A. Barbier | blz. 75. | |
Robin adair, Iersch Volksliedje | blz. 83. | |
De stille ronde, Een soldatensprookje | blz. 85. | |
De spokende Plaats - Majoor schijnt oorspronkelijk te Bergen op Zoom t' huis te hooren, waar ik meermalen van zijne verschijningen hoorde gewagen; naar mij later verhaald is, moet hij ook te Geertruidenberg niet geheel vreemd zijn. | ||
De klok der vreugde, naar Seidl | blz. 97. | |
Het vliegend schip, Vaderlandsche Legende | blz. 100. | |
De pelgrim, het Hoogduitsch van verre gevolgd | blz. 115. | |
's Dichters vaarwel, naar Byron | blz. 121. |
[pagina VII]
Jan de rijmers togt en terugtogt | blz. 125. | |
De oogst | blz. 137. | |
Adams ontwaken | blz. 140. | |
De cholera | blz. 141. | |
Mijn vaderland, fragment | blz. 150. | |
Jan de rijmer aan de redactie, enz. | blz. 153. | |
In dit versje wordt onder anderen een weinig de draak gestoken met Rijmwoordenboeken, als b.v. dat van den Heer witsen geijsbeek, of liever met het misbruik, dat van zulke, op zich zelven anders geheel niet verwerpelijke Ezelsbruggen gemaakt, en de rijmwoede, die er door bevorderd kan worden. |