De mooie Kousen.
‘Onze kleine Mina is een lief, goed kind,’ zeide de moeder tot den vader; ‘maar het spijt mij van haar, dat zij zoo ijdel is. Altijd wil zij hare beste kleeren aanhebben; om de overige geeft zij niet en ze is knorrig en huilt als ik haar Zondags niet heel mooi opschik. Vandaag is ze bij Riekje hiernaast, die jarig is, gevraagd en wil volstrekt hare nieuwe, dunne kousjes aantrekken, ofschoon het buiten zoo koud is.’
Mina stond er bij, toen de moeder dat zei en sloeg de oogen neer. Haar vader keek haar eens aan en zei: ‘Maar, Mina, je voeten zullen bevriezen, als je zoo dun gekleed gaat.’
‘Och, vadertje, dat kan me niet schelen,’ riep de kleine ijdel uit. ‘Ik wil wel wat kou lijden, als ik maar mooi ben.’
‘Goed,’ zei de vader. ‘Je zult je zin hebben; maar je zult ook zien, dat de straf achterna komt.’
Mina trok dus haar mooiste kleedje aan, liet zich de haren glad kammen en vlechten en trok de mooie kousen aan. Toen zij klaar was, ging zij voor den spiegel, bekeek zich van onder tot boven en vroeg: