De jonker antwoordde: ‘Heer koning, niet vijf, maar honderd vogels wil ik schieten.’
‘Goed,’ zeide de koning; ‘als gij zoo goed schieten kunt, breng mij dan maar honderd. Ge zult voor elken vogel een gulden hebben.’
De oude hofmeester hoorde dat en ging den jonker vooruit naar het bosch, waar de meeste vogels waren. Daar floot hij hen, zoodat zij bij hem kwamen, en riep hun toe: ‘Vogels, vogels, vliegt gauw weg; want jonker Pochhans komt daar aan, en wil honderd vogels schieten.’
Toen nu jonker Hans in het bosch kwam, was daar geen enkele vogel meer te zien, want ze waren stilletjes in hunne nesten weggekropen. En toen jonker Hans nu met leege handen bij den koning kwam, werd hij honderd dagen in de gevangenis gezet, omdat hij zijne belofte niet had gehouden.
Toen hij weer vrij was, zei de koning op een morgen: ‘Ik wou vandaag wel graag vijf visschen op mijne tafel hebben.’ - Hans dacht aan zijne honderd dagen in de gevangenis, was dus een beetje voorzichtiger, en zei: ‘Ik wil u vijftig visschen vangen in plaats van vijf.’
‘Als ge zoo'n knap visscher zijt,’ antwoordde de koning, ‘vang mij dan vijftig, en gij zult voor iederen visch een dukaat hebben.’
De oude hofmeester hoorde dat weer, en hij liep vooruit naar den vijver en riep daar de baarzen, snoeken en karpers toe: ‘Vischjes, vischjes, zwemt gauw weg! Jonker Pochhans komt daar aan en wil vijftig visschen vangen.’
En toen de jonker aan het water kwam, kou hij