Geen vijf minuten aan éen stuk was dat happig mondje leeg. Kreeg zus een beschuitje, dan riep Dirk met klaaglijke stem: ‘Mij-gauw!’ om te beduiden, dat men hem gauw ook een moest geven; en hij kreeg een. Pas had hij dat op en zijn broer Wim kwam thuis om zijn boterham te halen, of Dirk riep al weer: ‘Mij-gauw!’ - Kreeg 't jongste zusje wat melk te
drinken, dan hoorde men Dirk al weer: ‘Mij-gauw!’ roepen. En zoo ging het den heelen dag en kwam aan al dat ‘Mijgauw!’ roepen geen einde.
Onze poes was toen nog klein en kwam alle dagen bij buurman in loopen en bij den kleinen Dirk, die hem soms wel een brokje meegaf, dat hij zelf niet opkon. Het katje leerde nu zoo van Dirk dat ‘Mij-gauw’ en vaak riepen allebei om 't hardst: ‘Mij-gauw! Mij-gauw! Mij-gauw!’ Maar 't poesje kon dat zoo goed niet uitspreken: 't liet de middelste letters weg en riep eenvoudig: ‘Mi-auw!’ doch we wisten wel, wat dat beduiden moest.
Maar eens op een dag kwam poesje niet haar ‘Mi-auw!’ toch leelijk te pas. De kleine Dirk was namelijk geducht