een kleine wilde woelwater, wou niet tevreden wezen. 't Was hem te benauwd in de kamer en hij wou er volstrekt uit.
‘Laat mij een beetje voor de deur gaan spelen!’ riep hij. ‘Daar zal mij zeker geen kwaad van overkomen.’
De broertjes en zusjes evenwel zeiden: ‘Neen, wij willen gehoorzaam zijn en hier blijven, zooals moeke ons gezeid heeft.’
Het ongeduldige broertje knorde en zette een zuur gezicht. Maar na een poosje sloop het toch heimelijk de deur uit. De anderen merkten dat niet, maar bleven stilletjes bij hun spel. Op eens hoorden zij buiten een luid gepiep. Het broertje was de kat in de scherpe klauwen gevallen, en met zijn jonge leven was het gedaan. Och, wat waren de andere muisjes toen erg bedroefd! En toen de moeder naar huis kwam, had zij geen zoontje meer. Die arme moeder muis!