Lina's gulden.
Naast ons huis woonde een koopman, die een dochtertje had, dat Lina heette. De vader had zijn kind oprecht lief, want het was braaf, gehoorzaam en zacht en vriendelijk jegens iedereen, tot zelfs voor arme menschen toe.
Eens op een dag, toen de vader geld telde, stond zijn dochter bij de tafel en zag dat aan.
‘Zoudt ge wel graag zoo'n mooien blanken gulden willen hebben?’ vroeg de vader.
‘O ja,’ zei Lina; en toen de vader haar nu zulk een blinkend, splinternieuw geldstuk gaf, vroeg het kind: ‘Mag ik daar nu mee doen, wat ik wil?’
‘Ja, gerust, lieve meid,’ antwoordde de vader; ‘maar ge moet het geld toch vooral goed besteden.’
Nu verliepen verscheidene dagen, en Lina liet haren vader iederen avond haar blanken gulden zien, om te toonen, dat ze dien nog niet had uitgegeven.
Op een dag ging Lina langs straat en kwam een bakkerswinkel voorbij. Daar voor de deur had een